direct naar inhoud van REGELS
Plan: N366 Veendam - Nieuwe Pekela - Stadskanaal
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9920.IPN366VENPST-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het inpassingsplan N366 Veendam - Nieuwe Pekela - Stadskanaal met identificatienummerNL.IMRO.9920.IPN366VENPST-VA01 van de provincie Groningen;

1.2 inpassingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek, booronderzoek, gravend onderzoek, begeleiding van bodemingrepen) verricht door een daartoe bevoegde instantie of onderneming;

1.7 archeologisch onderzoeksgebied

een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 belemmeringenstrook

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de

veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;

1.10 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.11 bestaand

bestaand ten tijde van het in werking treden van dit inpassingsplan;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met uitzondering van bos;

1.19 dagrecreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming

waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; de inrichting van de gronden is beperkt tot voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.21 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers, zoals vloeistoffen voor de auto, artikelen die de veiligheid in de auto bevorderen, snoepgoed, kleine snacks en drankjes;

1.22 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, wildrasters en kleinschalige natuurontwikkeling, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

1.23 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een inpassingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.26 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.27 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.28 hogere grenswaarde

een bij een inpassingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.29 houtteelt

bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 6, tweede lid van de Boswet;

1.30 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd op opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.31 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civiel-technische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.32 kwetsbaar object

een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.33 landschappelijke voorzieningen

voorzieningen die worden getroffen voor de bescherming van landschappelijke waarden;

1.34 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.35 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.36 normaal (agrarisch) gebruik

gebruikswerkzaamheden die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem of verstoring van het reliëf;

1.37 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten dienste van het openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringssystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding, en naar de aard daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.39 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een dak en dat niet is voorzien van een wand, bestaande wanden van gebouwen niet meegerekend;

1.40 peil

het plaatselijke niveau ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil;

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.43 rijstrook

een strook van de weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, niet bedoeld op- en afritten, invoegstroken, parallelwegen en voet- en rijwielpaden;

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;

1.46 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en op- en afritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.47 voorkeurgrenswaarde

de bij een inpassingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.48 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen, daaronder begrepen de bijbehorende kunstwerken, de tot de wegen behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheid.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de bouwhoogte van een reclame- of antennemast:

vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot en met het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor :

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • h. boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van niet-opgaande gewassen;
  • i. houtteelt en de aanleg van bos;
  • j. mestvergisting.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,00 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
3.4.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken of werkzaamheden is van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, anders dan ter aansluiting van de toegelaten bebouwing;
  • b. het vergroten of dempen van waterlopen met een insteekbreedte groter dan 8,00 m.
3.4.2 Uitzonderingen

Het verbod in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit inpassingsplan;
  • d. gelet op de te beschermen waarden van de grond van geringe betekenis moeten worden geacht.
3.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden direct, dan wel indirect te beschermen waarden van de grond niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter bescherming van de aangegeven waarden van de grond bij het verlenen van de in lid 3.4.1 genoemde vergunning voorwaarden te stellen met betrekking tot plaats en omvang van de werken en werkzaamheden en de afwerking van het terrein.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;

met daaraan ondergeschikt:

met de daarbijbehorende:

  • h. overige andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de

bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en speelvoorzieningen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit inpassingsplan;
  • d. gelet op de te beschermen waarden van de grond van geringe betekenis moeten worden geacht.
4.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het bosperceel.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. landschappelijke en/of ecologische voorzieningen;
  • c. de bescherming en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. geluid- en/of lichtwerende voorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. (ontsluitings)wegen;
  • j. verhardingen;

met de daarbijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6,00 m, met uitzondering van:
    • 1. perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 m mag bedragen en
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9,00 m mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. rotondes, opritten en afritten;
  • c. geluid- en/of lichtwerende voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
  • e. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • f. bermen;
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • h. een vulpunt lpg, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • i. een afleverzuil voor lpg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil';
  • j. opslag van lpg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';

met daaraan ondergeschikt:

  • k. fiets- en voetpaden;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. landschappelijke en/of ecologische voorzieningen;
  • n. cultuurgrond;
  • o. agrarisch medegebruik;
  • p. waterlopen en waterpartijen;
  • q. waterhuishoudkundige en waterkerende voorzieningen;
  • r. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 6,00 m bedragen
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. reclamemasten mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag ten hoogste 10,00 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van cameramasten ten hoogste 16,00 m mag bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de

bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het inrichten van het bestemmingsvlak zodanig dat per weg meer dan twee rijstroken wordt gerealiseerd, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken', in welk geval het aantal rijstroken niet meer dan het aangegeven aantal mag bedragen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het betreft detailhandel in motorbrandstoffen en weggebonden artikelen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als vulpunt voor lpg, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken als afleverzuil voor lpg, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil ';
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van lpg, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg'.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.3 sub a. in die zin dat wordt afgeweken van het aantal rijstroken per weg, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
6.5.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken of werkzaamheden is ten behoeve van het behoud van de regionale waterkerende functie van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.5.2 Uitzonderingen

Het verbod in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit inpassingsplan;
  • d. gelet op de te beschermen waarden van de grond van geringe betekenis moeten worden geacht.
6.5.3 Voorwaarden

De in lid 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. oeverstroken;

met de daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen aanleg- en vissteigers worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 6,00 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het met een woonschip innemen van een ligplaats;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van aanleg- en vissteigers.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

8.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
  • b. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
8.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 8.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit inpassingsplan;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het project N366;
  • e. gelet op de te beschermen waarden van de grond van geringe betekenis moeten worden geacht.
8.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoofdgastransportleiding.

8.5.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1, winnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbijbehorende:

9.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbijbehorende:

10.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van archeologisch onderzoeksgebied.

11.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m2 moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in sub a onder 2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd;
  • d. Het bepaalde onder a tot en met c is niet van toepassing voor bouwwerken ter uitvoering van het project N366.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Omgevingsvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning vereist, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m²;
  • b. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 0,4 m;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
  • e. het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • f. het permanent verlagen van het waterpeil.
11.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 11.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde,

of van werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het inpassingsplan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het project N366;
  • e. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
11.3.3 Voorwaarden

Een vergunning als bedoeld in lid 11.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of:
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werken niet onevenredig worden geschaad, of:
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • d. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Reclamemasten

Er mogen geen reclamemasten worden gebouwd, met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Verkeer' in welk geval ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen reclamemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6,00 m zijn toegestaan.

13.2 Uitmeet- en flexibiliteitregel
  • a. Bij toepassing van deze regels kan met de volgende marges worden afgeweken: 1,00 m omhoog of omlaag en 2,00 m naar weerszijden, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op reclamemasten;
  • b. Bovenop de afwijkingen die volgens het eerste lid zijn toegestaan kan, indien dit vanwege een nadere technische uitwerking dan wel mogelijke innovatieve en/of kostenbesparende uitvoeringswijze gewenst is, met de volgende marges worden afgeweken: 1,00 m omhoog of omlaag en 2,00 m naar weerszijden.
  • c. De in sub a en b toegestane afwijkingen zijn slechts toelaatbaar, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de afwijkingen niet leiden tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 2. uit de afwijkingen geen negatieve gevolgen voortvloeien voor de omgeving;
    • 3. door de afwijkingen geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 geluidzone - industrie

De functie van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten.

14.1.1 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
14.1.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.1.1 in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten kunnen worden gebruikt, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
  • b. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
14.2 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden de volgende regels.

14.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

14.2.2 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
14.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
14.2.4 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
14.2.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
14.3 veiligheidszone - munitie c

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie c' gelden de volgende regels.

14.3.1 Bouwregels

Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie c ' is het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Voor zover activiteiten of functies kunnen worden toegestaan, wordt vooraf advies ingewonnen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op reclamemasten.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Beperking bevoegdheid
  • a. De gemeenteraden van de gemeenten Pekela, Veendam en Stadskanaal zijn na 5 jaar na vaststelling van het inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor (een deel van) de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kunnen de gemeenteraden Pekela, Veendam en Stadskanaal eerder dan 5 jaar na vaststelling van het inpassingsplan een bestemmingsplan vaststellen, mits daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en de planregels, zoals neergelegd in het inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%;
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende inpassingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Inpassingsplan N366 Veendam - Nieuwe Pekela - Stadskanaal

Behorende bij het besluit van Provinciale Staten d.d. 20 april 2016.