Plan: | Fietsroute Plus Groningen-Winsum |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9920.IPFietsGronWin-ON01 |
De aanleiding voor het ontwikkelen van de Fietsroute Plus tussen Groningen en Winsum zijn de in december 2002 door Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen vastgestelde Beleidsnota Fiets en de twee daaruit volgende Actieplannen Fiets. De realisatie van de zogeheten Fietsroutes Plus vormen in voornoemde beleidsnota een belangrijk speerpunt. Het doel van het project is het verbeteren van de verkeersveiligheid voor (brom)fietsers en het verbeteren van de concurrentiepositie ten opzichte van de auto. De Fietsroute Plus dient een veilige fietsroute op te leveren tussen Winsum en de stad Groningen, waarbij ook de tussenliggende dorpen als Adorp en Sauwerd worden aangesloten.
Op basis van voordracht 39/2011 hebben de Provinciale Staten van de provincie Groningen een opnamebesluit met bijbehorend acceptatiebesluit genomen voor de verkenningsfase van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum.
Hiermee is een onderzoek gestart naar de mogelijke tracés. Dit verkennend onderzoek is als Bijlage 1 Analyse, afweging en advies verkenningsfase, Grontmij 31 oktober 2013 toegevoegd bij deze toelichting. In dit onderzoek zijn de vier kansrijke alternatieven beoordeeld op de kwaliteitseisen voor het concept Fietsroute Plus, te weten:
Daarnaast kent de Fietsroute Plus ook de kwaliteitseis aantrekkelijkheid. De aantrekkelijkheid is niet apart beschouwd omdat het bepaald wordt door de combinatie van bovenstaande factoren.
Tevens zijn de volgende thema's meegenomen in de beoordeling:
In de beoordeling zijn steeds de kansrijke alternatieven vergeleken met de huidige situatie van twee smalle fietspaden aan weerszijden van de weg, de N361.
Om te komen tot een gedragen keuze voor de Fietsroute Plus, is een interactief proces in gang gezet, waarbij gebruikers, bewoners en belanghebbenden gezamenlijk met de gemeente Groningen, de gemeente Winsum en de provincie Groningen hebben nagedacht over de Fietsroute Plus. Na een analyse van de huidige situatie, op het gebied van netwerk, gebruik, knelpunten en relevante omgevingsaspecten, is in workshops, met enquêtes en in diverse overleggen met betrokken instanties en organisaties, zo veel mogelijk informatie verzameld en zijn oplossingen verkend.
Vervolgens zijn kansrijke alternatieven voor de Fietsroute Plus uitgewerkt. Vier alternatieven zijn daarbij als reëel aangemerkt, verder uitgewerkt en vervolgens beoordeeld.
Op basis van deze beoordeling is geconcludeerd dat met een Fietsroute Plus langs de westzijde van het spoor (alternatief 2) de grootste kwaliteitsverbetering qua directheid, doorstroming en verkeersveiligheid kan worden gerealiseerd. Met andere woorden: met alternatief 2 als voorkeursalternatief, kunnen de hoofddoelstellingen van Fietsroute Plus (meer fietsers en meer veiligheid) het best bereikt worden. Voorwaarde hierbij is wel dat de bestaande fietsroute langs de west-zijde van de N361 wordt gehandhaafd.
Op 5 februari 2014 hebben Provinciale Staten ingestemd met de keuze voor het voorkeursalternatief voor de Fietsroute Plus Groningen-Winsum. Dit tracé loopt langs de westzijde van het spoor. Het huidige fietspad langs de N361 blijft in zijn geheel gehandhaafd zodat de nieuw te ontwikkelen Fietsroute Plus aangemerkt kan worden als een alternatieve route.
De fietsroute is vervolgens in de planuitwerkingsfase in nauwe samenspraak met de omgeving verder uitgewerkt. De Fietsroute Plus zal worden uitgevoerd met een breedte van 3.50 meter en grotendeels parallel aan de spoorsloot worden aangelegd. Dit profiel past op de hele lengte van 8.7 kilometer langs het spoor, behalve bij het stationsplein Sauwerd. Hier zal op dit korte stukje sprake zijn van gemengd verkeer.
In een latere fase is een inhoudelijke afweging gemaakt tussen de keuze om vanaf Sauwerd de route langs de westzijde van het spoor te vervolgen of bij de Oude Weg de fietsroute te vervolgen langs de oostzijde van de N361. Ondanks de lichte voorkeur voor een route langs het spoor vanwege aspecten als herkenbaarheid/directheid route, verkeersveiligheid, comfort, landschap, natuurwaarden, wordt toch gekozen het tracé van de Fietsroute Plus bij de Oude Weg terug naar de weg te voeren. Overwegingen die bij deze keuze een doorslaggevende rol speelde, waren de uitkomsten van een overleg met direct betrokkenen/grondeigenaren van het smalle gedeelte tussen spoor en weg tussen Sauwerd en Winsum.
Meest opvallend daarbij was het bekend worden van het bestaan en gebruik van een tweetal vee-oversteken over het Fietsroute Plus tracé. Vanwege deze vee-oversteken is de kwaliteit van de Fietsroute Plus en de veiligheid in het geding. Daarnaast zou een aantal aanwonenden te maken krijgen met een fietspad in voor- en achtertuin.
Op 16 december 2015 hebben Provinciale Staten bij voordracht (63/2015) ingestemd met reserverings- en planuitwerkingsbesluiten voor het maatregelenpakket ter verbetering van de verkeersveiligheid en doorstroming op de N361 en het verbeteren van de leefbaarheid in Bedum. Hiermee zijn ook afspraken over de Fietsroute Plus bekrachtigd.
Op 6 juli 2016 hebben de Provinciale Staten het realisatiebesluit genomen waarmee de uitvoering van de Fietsroute Plus ter hand wordt genomen. Dit realisatiebesluit is als Bijlage 3 Realisatiebesluit PS 6 juli 2016 opgenomen bij deze toelichting.
Het plangebied omvat het gebied van het tracé voor de Fietsroute Plus vanaf de Walfridusbrug in de gemeente Groningen tot het meest noordelijke deel in de gemeente Winsum.
Binnen het plangebied is een splitsing gemaakt tussen een noordelijk en een zuidelijk gedeelte. Deze keuze komt voort uit het feit dat binnen de bebouwde kom van Sauwerd de Fietsroute Plus al mogelijk is binnen de vigerende bestemming.
Figuur 1: globale ligging in het gebied van de Fietsroute Plus
Het tracé van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum valt binnen twee gemeenten: de gemeente Winsum en de gemeente Groningen. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid en het provinciaal belang van dit project, bereidt de provincie de ruimtelijke procedure voor en voert deze ook. Dit vergroot de doelmatigheid omdat er één inpassingsplan wordt opgesteld in plaats van twee afzonderlijke bestemmingsplannen. Daarnaast is er sprake van een provinciaal belang; de aanleg van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum wordt geïnitieerd door de provincie.
Aan zo'n provinciaal inpassingsplan (hierna: PIP) stelt de Wet ruimtelijke ordening dezelfde eisen als aan een bestemmingsplan. De provincie heeft een initiatiefnemende rol, maar stemt de planinhoud nauw af met de gemeenten Winsum en Groningen op wiens grondgebied het inpassingsplan betrekking heeft. In de verschillende fasen van de planvorming vindt overleg met de gemeenten plaats.
Op ambtelijk niveau is met de gemeenten Groningen en Winsum afgestemd over de te volgen ruimtelijke procedure. Hieruit is naar voren gekomen dat de gemeenten instemmen met het opstellen van een provinciaal inpassingsplan. Ook zijn de twee gemeenten ambtelijk bij de planvoorbereiding van het provinciaal inpassingsplan betrokken.
Verder worden de gemeenten ook betrokken in het vooroverleg volgens artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.
Ten slotte zijn de gemeenten, waar aan de orde, ook bij de verdere planuitvoering betrokken.
In deze plantoelichting wordt ingegaan op de achtergronden van en de uitgangspunten voor dit nieuwe inpassingsplan. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
Het gebied waar de Fietsroute Plus doorheen gaat, is grotendeels bepaald door de loop van het Reitdiep. Het is groots, weids platteland met veel reliëf in de grond. Natuurreservaten met oud cultuur-grasland van de Stichting Het Groninger Landschap liggen er in een uitgestrekt weidegebied. Moderne veehouders wonen in eeuwenoude ‘heerden’. Hun koeien, paarden en schapen grazen in oude kronkelende rivierbeddingen en op opgeslibde oevers. Het reliëf laat zien hoe dit land is gevormd door de zee met haar getij.
Basis van het landschap is een dynamisch kweldergebied dat werd doorsneden door tal van kreken en geulen. Een aantal van deze waterlopen werden gevoed door riviertjes als de Hunze, Drentse Aa, Eelder Diep, Peizer Diep en Oude Riet. Toen de Hunze nog niet was vergraven tot het latere Reitdiep, lag ze als een getijdenrivier in een uitgestrekt kwelderlandschap en was een belangrijke vormende kracht in dit gebied. In de loop der eeuwen slibde de riviermonding dicht tot een sterk meanderende getijdenrivier. De opslibbende kwelders werden omstreeks 600 v Chr. bewoonbaar.
De oeverwallen van de Hunze bestaan uit lichte, enigszins zandige klei. Ze vormden de basis van de twee reeksen wierdendorpen die we in het Reitdiepgebied aantreffen. De dorpen liggen langs de oude waterloop gerangschikt als kralen aan een snoer.
Deze woonplaatsen werden in de loop der eeuwen opgehoogd. Op deze wijze ontstond een wierde. Tussen de huidige dorpen liggen diverse huiswierden waarop doorgaans nog 1 of 2 boerderijen zijn te vinden.
Het ontstane cultuurlandschap was van oorsprong al een agrarisch landschap waarbij de nadruk op veeteelt lag. Het is daarom één van de oudste in tact gebleven cultuurlandschappen van ons land. De rivier werd later vergraven en deels gekanaliseerd.
De linten van woonplaatsen langs de Hunzemonding moeten van oudsher door een weg zijn verbonden. Deze twee wegen kwamen samen even ten noorden van Groningen. De oostelijke weg is rechtgetrokken tot het tracé van de huidige N361 die de stad Groningen met Winsum verbindt. De westelijke weg volgt het oude tracé over Oostum en Garnwerd richting Ezinge. Beide wegen zijn in aanleg zeker 2000 jaar oud en behoren tot de oudste wegen van Europa.
Figuur 2: Schematische weergave van de landschappelijke opbouw van het gebied
Het huidige landschap wordt gekenmerkt op de volgende wijze.
Bij het ontwerp van het fietspad is zoveel mogelijk rekening gehouden met het oorspronkelijke landschap in het gebied. Bij de uitwerking van het voorkeursalternatief in de planuitwerkingsfase is met name aandacht besteed aan de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van de Fietsroute Plus en specifiek voor het grootschalig open landschap. Door bundeling met de bestaande infrastructuur wordt landschappelijke doorsnijding voorkomen.
Dit uit zich in de volgende ontwerpuitgangspunten waarbij onderscheid wordt gemaakt voor de verschillende deelgebieden. Voor het fietspad geldt dat het wordt uitgevoerd in beton met een breedte van 3,5 meter.
Deel westelijk van het spoor in agrarisch gebied:
Adorp:
Sauwerd:
Langs de N361 Oudeweg-Winsum:
Voorrangssituaties
In beginsel is het wenselijk de fietsers op de Fietsroute Plus voorrang te geven op het kruisende (auto)verkeer. Dit blijft echter maatwerk gezien de specifieke situatie per kruising en de kwetsbaarheid van een fietser. Voor de Fietsroute Plus naar Winsum spelen de spoorwegovergangen die direct naast de fietsroute liggen een belangrijke rol, hiervoor is afstemming geweest over het ontwerp met Prorail. Om een zogenoemde 'valstriksituatie' te voorkomen dient ter hoogte van een spoorwegovergang een uitbuiging van minimaal 27 meter plaats te vinden, indien het fietspad voorrang heeft op het kruisende verkeer. Het verkeer tussen de spoorwegovergang en de kruising met het fietspad kan dan stoppen om voorrang te verlenen.
Dit heeft voor de Fietsroute Plus langs het spoor geleid tot de volgende afwegingen:
Voor het deel van de Fietsroute Plus langs het spoor kan in zijn algemeenheid worden opgemerkt dat bij de uitbuigingen fietsers in de voorrang zitten. Het beton van het fietspad wordt daar doorgetrokken over de kruisende weg. Daar waar geen uitbuiging is, hebben fietsers geen voorrang en wordt het beton niet doorgetrokken op de weg. Door middel van bebording bij het fietspad en de kruisende wegen wordt het verkeer geattendeerd op de verschillende situaties. Met het verder uitwerken van het ontwerp wordt nog extra aandacht besteedt aan de verkeersveiligheid bij de kruising met de Munnikeweg.
Voor het gedeelte van de Fietsroute Plus langs de N361 zitten fietsers bij de Voslaan en Winsumermeeden in de voorrang. De Meeden is geen onderdeel van dit project, maar van de planstudie 'Herinrichting Winsum'. Er wordt vanuit dat project gekeken hoe deze oversteek op een verkeersveilige manier wordt vorm gegeven.
In de Nota Mobiliteit is het verkeers- en vervoersbeleid op rijksniveau beschreven. Het kabinet wil de mobiliteitsgroei zó accommoderen, dat betrouwbare, vlotte en veilige verplaatsingen van A naar B mogelijk zijn binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.
Veiligheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit moeten zo weinig mogelijk lijden onder toename van mobiliteit. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) wordt de rijkstaak over de ruimtelijke ordening beperkt tot zaken van nationaal belang. Daarbij vervangt deze structuurvisie de eerdere Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie ligt het accent op zaken van nationaal belang zoals landelijke hoofdwegen. De door dit inpassingsplan mogelijk gemaakte Fietsroute Plus valt daar niet onder.
De rol van het Rijk binnen het fietsbeleid is vrij beperkt: het Rijk is van mening dat de uitvoering van het fietsbeleid voornamelijk een verantwoordelijkheid is van de decentrale overheden. Dit onderhavige inpassingsplan speelt zich af op lokaal niveau en heeft verder geen duidelijk herkenbare relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Wel kan er nog verwezen worden naar raakvlakken met de volgende nationale belangen.
Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
Het Rijk wil investeringen in wegen meer in samenhang met spoorwegen en vaarwegen doen. Door de investeringen in de diverse modaliteiten (evenals de maatregelen van decentrale overheden voor het openbaar vervoer en de fiets) als een integraal pakket te beschouwen, ontstaan kansen voor verbeteringen in het mobiliteitssysteem als geheel en versterking van multimodale knooppunten (voor personen en goederen) daarbinnen. Samenwerking tussen het Rijk, decentrale overheden en het bedrijfsleven is essentieel om deze knooppunten te realiseren. Het aanleggen van fietsroutes draagt dus bij aan het Rijksbeleid.
Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem.
In het beter benutten van het woon-werkverkeer binnen stedelijke regio’s en het verbeteren van het voor- en natransport speelt de fiets een belangrijke rol. Daarbij gaat het ook om elektrische fietsen, scooters en andere kleinschalige modaliteiten (Segway, Skeelers).
De verantwoordelijkheid voor het fietsbeleid en de aanleg van bijbehorende infrastructuur liggen bij de decentrale overheden. Hierbij hoort ook het realiseren van goede verbindingen tussen woon- en werkgebieden (‘fietssnelwegen’) om de spitsreiziger de mogelijkheid te bieden de fiets te kiezen.
In de hoofdtekst van de SVIR wordt expliciet geen aandacht besteed aan het onderwerp “fiets”. In bijlage 6 van de SVIR staan de essentiële onderdelen van beleid uit de PKB Nota Mobiliteit (NoMo), deel IV die (gewijzigd) van kracht blijven. Over de modaliteit “fiets” wordt het volgende vermeld:
“Alle beheerders van wegen, spoorwegen en vaarwegen hebben bij de aanleg en aanpassing van infrastructuur (mede)verantwoordelijkheid voor het zo veel mogelijk in stand houden en verbeteren van kruisende routes voor fiets- en wandelverkeer. De decentrale overheden inventariseren vooraf de effecten van infrastructurele maatregelen op de mogelijkheden voor en de aantrekkelijkheid van wandelen en fietsen.
Alle overheden stimuleren het lopen en het gebruik van de fiets als hoofdvervoermiddel en als schakel in de ketenverplaatsing van deur-tot-deur. Decentrale overheden en waterschappen doen dit onder meer door te zorgen voor een fietsnetwerk dat voldoet aan de verkeerskundige hoofdeisen: samenhang, directheid, aantrekkelijkheid, veiligheid en comfort. De overheden zorgen bovendien voor parkeervoorzieningen voor fietsers die op het gebied van kwaliteit, kwantiteit en locatie voldoen aan de vraag. Voor de realisering van het fietsnetwerk nemen zij in de PVVP’s, RVVP’s en het gemeentelijk beleid een doel voor 2020 op.”
De ontwikkeling van de Fietsroute Plus zorgt ervoor dat er een nieuwe, snelle route voor de fietsers ontstaat, waarmee de bereikbaarheid vergroot wordt en dat automobilisten moet verleiden tot de overstap naar de fiets.
Geconstateerd kan worden dat het initiatief zich voegt naar het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft het Rijk in 2011 vastgelegd hoe de nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) moeten 'doorwerken' in de ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Het Barro geeft dus richtlijnen voor de inhoud van bestemmings- en inpassingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Bijvoorbeeld als het gaat om de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid over de Ecologische hoofdstructuur (EHS), tegenwoordig beter bekend als het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De Fietsroute Plus tussen Winsum en Groningen gaat deels door NNN natuur en beheergebied en leefgebied weidevogels. Op dit aspect wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.4 Provinciale Omgevingsverordening en paragraaf 4.3 Ecologie.
De aanleg van de Fietsroute Plus is niet in strijd met het Barro.
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij ruimtelijke plannen dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De in het plan voorziene ontwikkeling wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is daardoor niet van toepassing is. Wat betreft de behoefte wordt verwezen naar het provinciale en gemeentelijke beleid.
Het Rijk bereidt een (rijks) inpassingsplan voor de aanleg van de Noord-West 380 kV hoogspanningsverbinding Eemshaven-Vierverlaten voor. Het rijksinpassingsplan bevat het definitieve tracé van de nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding Eemshaven (Oudeschip)-Vierverlaten. De nieuwe verbinding is onder meer bedoeld om in de toekomst voldoende capaciteit te bieden voor elektriciteitstransport. Ten noorden van Sauwerd gaat de verbinding de Fietsroute Plus kruisen. Overleg tussen provincie, het rijk en TenneT heeft plaats gevonden over wederzijdse afstemming van de plannen.
Het Provinciaal beleid, en zeker met betrekking tot fietsverkeer, kent in Groningen een behoorlijke traditie. Al in 2002 heeft de provincie een Beleidsnota Fiets vastgesteld (geactualiseerd in 2012). Deze nota was een uitwerking van het in het Provinciaal Omgevingsplan uit 2000 op hoofdlijnen beschreven beleid ten aanzien van de fiets. Inmiddels is er in 2016 een nieuwe Omgevingsvisie vastgesteld waarin staat dat de provincie, vanuit een oogpunt van duurzaamheid, het fietsgebruik wil stimuleren. Het huidige college van Gedeputeerde Staten wil het fietsbeleid zelfs intensiveren. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende ontwikkelingen geweest die een plek zouden moeten krijgen in het fietsbeleid, zoals de opmars van de elektrische fiets, krimp, landbouwverkeer en veranderingen in het gebruik van infrastructuur. De Provincie kent een aantal beleidskaders die zich verhouden met de realisering van de Fietsroute Plus en dus met dit inpassingsplan.
De Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 (vastgesteld op 1 juni 2016) vormt de basis voor de meeste plannen die de provincie de komende jaren maakt. Hierin staat het provinciale omgevingsbeleid rondom milieu, verkeer en vervoer, water en ruimtelijke ordening. Er zijn zes grote opgaven waar de provincie de komende jaren in het bijzonder aan wil werken: Leefbaarheid, Circulaire Economie, Gaswinning, Waddengebied, Energietransitie en Erfgoed, ruimtelijke kwaliteit en landschap.
Fietsroute Plus
In de Omgevingsvisie van de provincie Groningen staat beschreven dat de provincie het gebruik van de fiets stimuleert door het op orde houden en verbeteren van de fietsinfrastructuur, de aanpak van de verkeersonveiligheid, het faciliteren van ketenmobiliteit, het promoten van de bestaande voorzieningen/mogelijkheden en het stimuleren van gemeenten om dit samen met de provincie te doen.
Daarom legt de provincie onder andere Fietsroutes Plus aan tussen herkomst- en bestemmingsgebieden met grote vervoersstromen. Een Fietsroute Plus is een hoogwaardig fietspad met meer comfort, ruimte en een betere doorstroming.
Hoofddoelen daarbij zijn:
Verder ziet de Provincie dat de opkomst van de e-bike een nieuwe impuls geeft aan het fietsen. De verwachting is dat de fiets een volwaardige rol in de vervoersmogelijkheden kan vervullen, zowel daar waar openbaar vervoer en wegen tegen de grenzen van hun capaciteit aan lopen, als daar waar voorzieningen op grotere afstand komen te liggen.
Voor 2020 wil de provincie beschikken over de volgende Fietsroutes Plus:
De fietsroute in het plangebied maakt hier deel van uit
De inzet van deze beleidsnota en dus het fietsbeleid is als volgt. Wanneer een deel van de Groningers de auto laat staan om vaker de fiets te gebruiken, al is het maar één of twee dagen per week, dan kan daarmee een bijdrage worden geleverd aan het bereikbaar en leefbaar houden van de stedelijke gebieden. Vooral op afstanden tot 15 kilometer is de fiets een uitstekend alternatief voor de auto. De Provincie Groningen zet zich hiervoor in door het op orde houden en verbeteren van de fietsinfrastructuur, de aanpak van de verkeersonveiligheid, het faciliteren van ketenmobiliteit, het promoten van de bestaande voorzieningen en mogelijkheden en het stimuleren van gemeenten om dit samen met ons te doen
De hoofddoelstellingen van de Beleidsnota Fiets zijn:
Met de Fietsstrategie 2016-2025 wil de provincie meer Groningers op de fiets krijgen. De fiets is duurzaam, stoot geen uitlaatgassen uit en zorgt voor beweging. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de opkomst van de elektrische fiets en de snelle 'high speed pedelec', bieden mogelijkheden voor het verkeer- en vervoerbeleid van de provincie.
In de fietsstrategie zijn vijf strategieën opgenomen:
De fietsstrategie sluit aan bij het beleid van de provincie om het gebruik van schone vervoermiddelen, zoals bus, trein en fiets te stimuleren en daarbij te kiezen voor groene en slimme (vernieuwende) oplossingen. Dit verbetert de leefbaarheid en gezondheid in onze provincie.
Slimme verbindingen
Voor de strategie is het netwerk van fietspaden in Groningen onderzocht en bekeken waar verbeteringen mogelijk zijn. Door de opkomst van bijvoorbeeld de elektrische fiets is het nodig om veel fietspaden te verbreden. Bijvoorbeeld door meer Fietsroutes Plus aan te leggen, zoals tussen Groningen en Ten Boer, Groningen en Winsum en Groningen en Leek. Dit zijn brede en comfortabele fietsverbindingen tussen de stad en plaatsen die daar maximaal 15 kilometer vanaf liggen. Daarnaast wil de provincie Regionale hoofdfietsroutes van een hogere kwaliteit aanleggen. Dat zijn fietsverbindingen tussen belangrijke regionale kernen, zoals Winschoten, Veendam en Stadskanaal en omliggende plaatsen.
Op 14 maart 2017 hebben Gedeputeerde Staten de omgevingsverordening gewijzigd. De wijzigingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening. De geconsolideerde versie is de meest actuele versie van de verordening.
Het inpassingsplan voor de Fietsroute Plus moet in overeenstemming zijn met het provinciale beleid ook al vloeit het direct voort uit de wens van de Provincie. Dat betekent dat in de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied, inzicht wordt gegeven in:
Deze punten zijn allen in deze toelichting behandeld.
In de Omgevingsverordening zijn regels opgenomen, waarmee in dit provinciaal inpassingsplan rekening moet worden gehouden. Zo zijn er een aantal nadere eisen en verplichtingen waaraan een bestemmingsplan en dus een provinciaal inpassingsplan dient te voldoen. Het gaat achtereenvolgens om de volgende punten:
Externe veiligheid
Zo wordt gesteld dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven aanduiding 'veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' een nadere verantwoording bevat van het groepsrisico en inzicht biedt in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Daarnaast voorziet een bestemmingsplan niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de op kaart 3 aangegeven aanduiding 'veiligheidszone 3 transport'. Beide aspecten worden later behandeld in paragraaf 4.12 Externe veiligheid.
Stilte en duisternis
Verder bevat een toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied, inzicht hoe met de aspecten stilte en duisternis rekening is gehouden. De provincie Groningen is één van de donkerste gebieden van Nederland. Duisternis is een kernkarakteristiek van de provincie Groningen. De provincie Groningen neemt maatregelen om de lichthinder (en het energiegebruik) door openbare verlichting langs provinciale wegen en fietspaden te verminderen. Alleen op de plekken waar de verkeersveiligheid dat vraagt (zoals kruispunten) zal verlichting worden geplaatst bij de fietsroute.
Natuur Netwerk Nederland en leefgebied weidevogels
Naast instructies gericht op behartiging van provinciale belangen, bevat de verordening ook instructies die voortvloeien uit een expliciete opdracht in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld waar het gaat om het Natuur Netwerk Nederland.
Op grond van artikel 2.10.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) moeten provincies bij provinciale verordening de NNN-gebieden aanwijzen en nauwkeurig begrenzen. Op grond van artikel 2.10.3 Barro moeten zij ook de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden vastleggen. Daarnaast wijzen de provincies de natuurdoelen in de gebieden behorend bij het NNN aan. Elk NNN-gebied heeft een zogenaamd natuurdoel. Een natuurdoel beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurgebied.
Op grond van artikel 2.10.4 Barro geldt er een algemeen beschermingsregime voor NNN-gebieden. Dit algemene regime bestaat eruit dat er geen toestemming mag worden verleend aan activiteiten die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden of tot een significante vermindering van de oppervlakte van, of samenhang tussen die gebieden.
Toestemming voor dergelijke activiteiten kan wel worden gekregen indien er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn en de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, de oppervlakte en de samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd. In de provinciale verordening moet dit 'nee tenzij'-regime zo worden vastgelegd dat hieraan in alle bestemmingsplannen en/of omgevingsvergunningen voor het afwijken van bestemmingsplannen wordt voldaan.
Ten slotte moeten in de provinciale verordening regels in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden worden vastgelegd. De begrenzing van de NNN-gebieden mag worden gewijzigd bij provinciale verordening. Rijk en provincies hebben gezamenlijk een beleidskader opgesteld voor mogelijke ingrepen in de EHS: 'Spelregels EHS - Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-Saldobenadering en herbegrenzen EHS' (augustus 2007). Uit het Bestuursakkoord Natuur volgt dat deze spelregels ook voor het NNN blijven gelden.
Uitgangspunt voor de compensatie van NNN-natuur en beheergebied en weidevogels in Groningen is de Provinciale Omgevingsverordening. In de Provinciale Omgevingsverordening is in artikel 2.45.1 en 2.45.2 aangegeven hoe omgegaan dient te worden met NNN natuur- en beheergebied. In artikel 2.48.1 van de verordening is aangegeven hoe omgegaan dient te worden met compensatie van het leefgebied voor weidevogels.
In deze toelichting zal bij de behandeling van het omgevingsaspect ecologie nader worden ingegaan op hoe dit doorwerkt voor de Fietsroute Plus.
Landschap: Openheid, wierden, karakteristieke laagten, herkenbare opstrekkende verkaveling, herkenbare onregelmatige blokverkaveling
Daarnaast zijn in de Provinciale Omgevingsverordening waarden opgenomen ten aanzien van landschap: openheid (artikel 2.51), wierden (artikel 2.53.1), verkavelingspatronen (artikel 2.60.3 en 2.60.4) en karakteristieke laagtes (artikel 2.58.2). De bijbehorende regels uit de verordening hebben een doorvertaling gekregen in de regels van dit inpassingsplan.
Alle van toepassing zijnde landschapswaarden zijn weergegeven op een aantal kaarten in de verordening. Deze bepalende landschapswaarden zijn voor het plangebied te combineren tot één kaartbeeld (zie figuur 3). Zo is af te lezen van deze kaart welke waarden van belang zijn voor de Fietsroute Plus. Bij het vaststellen van het tracé en de verdere uitwerking van de Fietsroute Plus hebben deze uitgangspunten steeds een belangrijke rol gespeeld.
Figuur 3: Gecombineerd kaartbeeld landschapswaarden Provinciale Omgevingsverordening
Structuurvisie Groningen, Stad op Scherp
De structuurvisie uit 2008 wil de stad als nationaal stedelijk netwerk Groningen-Assen een steviger rol geven in Noordwest-Europa. Groningen moet sterker, socialer en duurzamer worden; ambities die sterk met elkaar samenhangen. Door te investeren in de randvoorwaarden voor een grote groei van de werkgelegenheid, probeert de gemeente Groningen nieuw perspectief te bieden.
Voor werk, onderwijs, recreatie en sociale contacten verplaatsen de inwoners van de gemeente Groningen zich steeds vaker en zijn zij bereid hiervoor grote afstanden af te leggen. Dit zorgt voor een sterke groei van de mobiliteit. Deze extra verkeersstromen kunnen niet altijd worden samengevoegd, zeker niet vanuit de dunner bevolkte gebieden.
Het mobiliteitsbeleid in de regio richt zich daarom op maatwerk en vervoerscombinaties naar de plaats van bestemming. De gemeente stimuleert vooral verplaatsingen met de fiets en alternatieve vormen van vervoer.
De komende jaren verwacht de gemeente een sterke toename van de pendel en bezoekersstromen naar de stad. Ondanks verkeersmanagement en extra investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer en het fietsnetwerk, kan een vlotte doorstroming van het autoverkeer, vooral binnen de ring en in de spits, niet altijd worden gegarandeerd. De groei van het autoverkeer wil de gemeente Groningen op een duurzame manier regelen, op een wijze die recht doet aan een intense, leefbare stad.
De Fietsroute Plus sluit dus nauw aan op de wensen en verwachtingen die de gemeente heeft en ondersteund met name de fietsmobiliteit.
Fietsstrategie 2015-2025
In 2015 heeft de stad Groningen een fietsstrategie opgesteld met daarin vijf strategieën.
Deze zijn als volgt:
1 De fiets eerst
Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen denkt de gemeente Groningen vanaf het begin vanuit de fiets. Immers, de fiets is het belangrijkste vervoermiddel in de stad. Daarbij hoort een veilig en goed onderhouden fietsnetwerk.
2 Een samenhangend fietsnetwerk.
Essentieel voor de Groninger economie zijn goede fietsverbindingen naar openbaar vervoer knooppunten, naar belangrijke economische trekkers (de dynamo's) en naar de regio. De Fietsroutes Plus zijn bedoeld om scholieren en forensen snel en comfortabel van en naar de stad te brengen. Deze routes zijn concurrerend met de auto. De stadsassen leiden verder de stad in richting de binnenstad en de grootste economische trekkers. Het comfort en de snelheid van het hoofdnetwerk hebben nog niet de gewenste kwaliteit. Daarom willen de gemeente Groningen het hoofdnetwerk verbreden, fietspaden van topkwaliteit en ontbrekende schakels aanleggen.
Figuur 4: Hoofdfietsnetwerk van de gemeente Groningen
3 Ruimte voor de fiets
De stad Groningen ziet de voordelen van de fiets. Ook weet de stad Groningen dat verdere groei belangrijk is voor onze stad en pakt het de gevolgen van de groei aan. De stad Groningen verbetert het fietsnetwerk en maken nieuwe Slimme Routes. Daarnaast wordt de fiets letterlijk meer ruimte gegeven op verscheidene locaties.
4 Fietsparkeren op maat
Bij het fietsparkeren in de binnenstad maken we duidelijke keuzes die aansluiten bij de stallingsbehoefte van bezoekers en werknemers:
Belangrijk is dat kort en middellang parkeren gratis blijft.
5 Het verhaal van Groningen Fietsstad
De stad wil Groningen Fietsstad duidelijk en permanent promoten. Zo wil de stad Groningen bereiken dat de fiets nog meer gebruikt wordt voor woon-werkverkeer. En dat er nog vaker recreatief gefietst wordt om gezond te genieten van Stad en Ommeland. Maar de stad wil ook bereiken dat fietsers zich actiever en bewuster gaan gedragen, zodat zelflerend gedrag vanzelfsprekend wordt. De gemeente
wil inspireren en uitnodigen om zelf innovatieve fietsideeën te bedenken.
De Fietsroute Plus strookt in bijzondere mate met de strategieën. Daarbij kan aanvullend opgemerkt worden dat de gemeente heeft aangegeven dat zij zich inzet om de fietsroute verder door te trekken de stad in, langs het spoor. Het voorkeurstracé wordt in 2017 bepaald.
Stedelijke Ecologische Structuur
De SES is een stedelijke ecologische hoofdstructuur in de gemeente Groningen. De stedelijke ecologische structuur (SES) is primair opgezet als hulpmiddel om de kwaliteit van de natuur bij ruimtelijke ontwikkelingen te handhaven. Voor niet-wettelijke beschermde gebieden zijn richtlijnen en doelen opgesteld. De groenzone langs het Walfriduspad is aangeduid als ecologische groenverbinding. De Fietsroute Plus wordt aangelegd in het verlengde van deze groenverbinding. Deze verbinding wordt niet aangetast door de Fietsroute Plus. Een groot deel van het buitengebied is op de SES kaart aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur. Maatgevend voor de Fietsroute Plus zijn hierbij de regels die opgesteld zijn voor het Natuur Netwerk Nederland in de provinciale verordening. Onder het omgevingsaspect ecologie (4.3 Ecologie )is dit voor de Fietsroute Plus nader uitgewerkt.
Structuurvisie 2013
In deze structuurvisie zet de gemeente een aantal lijnen uit waarop zij haar beleid de komende jaren stoelt. Als eerste item wordt de bereikbaarheid genoemd. Winsum is volgens de structuurvisie niet alleen een forensengemeente omdat er goede verbindingen zijn met de stad Groningen; het is de combinatie van die goede verbindingen met aantrekkelijke woonmilieus en goede voorzieningen die de forens bindt aan onze gemeente. In de verdere concretisering doet de gemeente een stap verder. In samenwerking met de Regio Groningen-Assen stelt de gemeente Winsum dat zij verder werkt aan de aanleg van Fietsroute Plus . Deze “fietssnelweg” verbetert de fietsverbinding tussen Winsum en de stad Groningen en tussen de kernen Adorp, Sauwerd en Winsum. Een goede fietsbereikbaarheid speelt tenslotte ook een rol in het verduurzamen van verkeersstromen: de keuze voor de fiets boven de meer milieubelastende auto wordt gemakkelijker gemaakt.
De Fietsroute Plus en dit Provinciaal Inpassingsplan stroken dus in grote mate met het gemeentelijk beleid.
Uit de Europese en Nederlandse wet- en regelgeving vloeit een aantal randvoorwaarden voor de ruimtelijke ordening voort. In dit hoofdstuk worden deze omgevingsaspecten en de betekenis voor dit inpassingsplan beschreven. Zo komen de milieuaspecten water, ecologie, archeologie en externe veiligheid aan bod.
Daarnaast dient vanuit de Provinciaal Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 ( en de daaruit voortvloeiende Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 ) met een aantal zaken rekening te worden gehouden.
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een inpassingsplan dat kaderstellend is voor - of een besluit neemt over - projecten met grote milieugevolgen, een milieueffectrapportage te doorlopen.
Het inpassingsplan heeft betrekking op de aanleg van een fietspad. Fietspaden maken geen onderdeel uit van de C- en D-lijst van het Besluit-m.e.r. De maatregelen zijn hiermee niet direct m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Op grond van het ontbreken van belangrijke nadelige effecten voor het milieu (zoals blijkt uit de voor dit inpassingsplan opgestelde onderzoeken), is de conclusie gerechtvaardigd dat een m.e.r.-procedure, en daarmee het opstellen van een MER, niet nodig is.
In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de provincie bestaat veel aandacht voor het behoud van de landschappelijke kernkarakteristieken. In de rapportage over de afweging van de mogelijke fietstracés is grote aandacht besteed aan het aspect ruimtelijke inpassing en landschap, zie Bijlage 1 Analyse, afweging en advies verkenningsfase, Grontmij 31 oktober 2013 Als randvoorwaarde is gesteld dat de inpassing van het fietspad langs het spoor in het gebied wat in de verbeelding is bestemd als 'Open gebied' zonder opgaand groen wordt uitgevoerd. Op locaties waar groen in de dorpen Adorp en Sauwerd wordt verwijderd, bijvoorbeeld de sportvelden of bij bebouwing, wordt dit teruggeplaatst of aangevuld.
Het fietspad wordt aangelegd op maaiveldniveau waarbij het fietspad slechts een geringe verbreding van een bestaand element (het spoor) vormt. Aantasting van het landschap en de ruimtelijke kwaliteit is hierdoor minimaal. Op de route(delen) langs het spoor zal voor het fietsverkeer de beleving van en het zicht op het landschap zich beperken tot de westzijde, al is het wel mogelijk om de oostzijde te beleven omdat de spoordijk circa 1 meter hoger is dan het maaiveld en fietsers er dus overheen kunnen kijken. Daarnaast gaat de route over een wierde en de meanderstructuren van het Reitdiep. De spoordijk doorsnijdt deze wierde en meanderstructuren reeds.
Figuur 5: Dwarsprofiel agrarisch gebied
Voor de aanleg van de fietsroute langs de provinciale weg N361 is ook de ruimtelijke inpassing in het landschap beschouwd. In de huidige situatie ligt aan de oostzijde van de N361 een dubbele bomenrij. Ten aanzien van landschappelijke inpassing is het gewenste eindbeeld ook een dubbele bomenrij tussen de Oudeweg en Winsum. Om de aanleg van het fietspad mogelijk te maken wordt in eerste instantie de eerste bomenrij die het dichtst bij de weg staat gerooid, dit mede vanwege het verleggen van kabels en leidingen, maar ook vanwege de essentaksterfte. Hiervoor in de plaats wordt na aanleg van het fietspad, een nieuwe bomenrij aangeplant op circa. 4,5 m afstand van de weg. De tweede (meest volledige bomenrij) blijft gehandhaafd. Het fietspad wordt ten oosten van deze tweede bomenrij aangelegd, zie hiervoor bijgevoegd dwarsprofiel.
Figuur 6: Dwarsprofiel N361
Figuur 7: Foto bomenrij N361
Het handhaven (en het op bepaalde plekken verdichten) van de tweede bomenrij is noodzakelijk vanwege het in stand houden van een vleermuizenroute tussen de Oudeweg en Winsum. De bomen langs de N361 zijn overigens met name essen, waarvan een groot deel last heeft van essentaksterfte. Indien noodzakelijk worden afgestorven bomen uit de tweede bomenrij vervangen. Doordat in het eindbeeld uitgegaan wordt van een dubbele bomenrij worden de te kappen bomen ruim voldoende gecompenseerd en wordt de vleermuizenroute behouden.
Bij het voormalige sportveld in Adorp moet een deel van de bosschage gekapt worden. Op bijgevoegd figuur 8 is aangegeven welke bomen in elk geval gekapt moeten worden in verband met aanleg van de Fietsroute Plus. Compensatie van de bomen vindt plaats in afstemming met de planontwikkeling rondom het voormalige sportveld. Indien mogelijk worden de bomen direct in de nabijgelegen resterende groenstrook bij het fietspad gecompenseerd.
Bij het sportveld in Sauwerd moeten ook bomen worden gekapt, zie figuur 8. Indien er ruimte is voor extra groen rondom het sportveld worden de bomen hier in overleg met de sportvereniging gecompenseerd. Mocht dit niet wenselijk zijn, dan kunnen bomen langs de N361 aangeplant worden of binnen de dorpskern van Sauwerd.
Figuur 8 Te kappen bomen
Samenvattend: het inpassingsplan is voor dit onderdeel uitvoerbaar.
Uitgangspunt voor de compensatie van NNN-natuur en beheergebied en weidevogels in Groningen is de Provinciale Omgevingsverordening. In de Provinciale Omgevingsverordening is in artikel 2.45.1 en 2.45.2 aangegeven hoe omgegaan dient te worden met NNN natuur- en beheergebied. In artikel 2.48.1 van de verordening is aangegeven hoe omgegaan dient te worden met compensatie van het leefgebied voor weidevogels.
Natuur Netwerk Nederland
De verordening schrijft voor dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op NNN-gebieden niet voorziet in wijziging van de bestemming of van de regels voor het gebruik, als dat leidt tot een significante aantasting van het areaal van de gronden die tot het NNN–gebieden behoren, of tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gronden.
Toch bestaat er een mogelijkheid te wijzigen als:
of als:
Onder de bedoelde wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland - natuurgebieden worden ook de potentiële kenmerken en waarden begrepen.
Verder geldt dat een toelichting op een bestemmingsplan dat voorziet in een herziening van de bestemming en regels die gecompenseerd moet worden, een verantwoording bevat over de aard en omvang van de effect beperkende- en compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de manier waarop de compensatie duurzaam is verzekerd.
Het bovenstaande is niet van toepassing op gronden die deel uitmaken van een agrarisch bouwperceel en/of op activiteiten die deel uitmaken van een normale agrarische bedrijfsvoering als landbouw de hoofdfunctie is.
Groot openbaar belang
De Fietsroute Plus Groningen-Winsum wordt beschouwd als een project met een groot openbaar belang. De aantasting van NNN natuur- en beheergebied is dan mogelijk maar moet dan wel gecompenseerd worden in areaal, kwaliteit en samenhang. Het groot openbaar belang van het fietspad is verankerd in de diverse beleidsnota's van de provincie, waarin de aanleg van Fietsroutes Plus, waaronder de Fietsroute Plus Groningen-Winsum, gestimuleerd en uitgedragen wordt. Doel van dit project is om de verkeersveiligheid te verbeteren voor fietsers en om het fietsgebruik te stimuleren richting de stad Groningen. Het huidige fietspad tussen Groningen en Winsum is één van de drie gevaarlijkste fietsroutes in de provincie. Het smalle pad ligt dicht langs de N361 en aan beide kanten van de weg. Het tracé van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum wordt een aantrekkelijke en verkeersveilige route richting de stad Groningen. In de alternatievenanalyse van Grontmij (2013) zijn verschillende tracés met elkaar vergeleken voor de Fietsroute Plus Groningen-Winsum. Dit heeft geresulteerd in de keuze voor een route die grotendeels langs het spoor gaat. Op basis van draagvlak en mogelijke effecten op de omgeving is deze route als meest gewenste route aangemerkt. Gevolg van het tracé langs het spoor is wel dat gecompenseerd moet worden voor NNN natuur- en beheergebied.
Compensatie NNN-gebieden
Het nu gekozen tracé van de Fietsroute Plus loopt door de NNN-natuur en beheersgebieden. Deze gebieden zijn met name van belang als leefgebied van weidevogels. De gevolgen zijn beschreven in de Ecologische beoordeling (gebiedsbescherming) van Altenburg & Wymenga Bijlage 5 Ecologische beoordeling (gebiedsbescherming) Fietsroute Plus Groningen- Winsum, Altenburg en Wymenga, 23 maart 2017. Er is sprake van direct oppervlakteverlies door het ruimtebeslag van het geplande fietspad op beschermde gebieden. Habitatverlies leidt automatisch tot verlies aan soorten, hetzij door het verdwijnen van een soort uit het betreffende gebied, hetzij door aantal verandering. De voorgenomen plannen veroorzaken areaal verlies van 1,5 hectare van NNN natuurgebied (1,30 hectare extra verstoord oppervlak voor weidevogels plus 0,2 hectare direct habitat verlies). Daarnaast is sprake van areaal verlies van NNN beheergebied (0,1 ha direct habitatverlies, geen extra verstoord oppervlak voor weidevogels). Deze aantasting dient gecompenseerd te worden.
Voor de compensatie voor het verlies aan NNN-natuurgebied en NNN-beheergebied dient op basis van het beleidskader Spelregels EHS bij de compensatie, voor NNN-gebieden met een ontwikkeltijd tussen de 5 en 25 jaar, een toeslag van 1/3 in oppervlak te worden berekend. Daarbij dient vastgelegd te worden hoe en waar deze schade gecompenseerd wordt en hoe deze duurzaam geborgd is.
De compensatieopgave voor NNN natuur-en beheergebied komt, inclusief de toeslag van 1/3 aan oppervlak, uit op 2,13 ha. Inmiddels is een groot (agrarisch) gebied aangekocht in de Medenertilsterpolder, waar onder meer de compensatie van 2,13 ha van de Fietsroute Plus gaat plaats vinden. Het gebied wordt geschikt gemaakt als leefgebied voor weidevogels. In 2017 wordt hiervoor een inrichtingsplan opgesteld. De inrichting van dit gebied volgt in 2018. De Medenertilsterpolder krijgt daarnaast de status van NNN-natuur en/of beheergebied. In het projectbudget is rekening gehouden met de aankoop van compensatiegrond en de inrichting van het betreffende gebied. Hiermee is de compensatie duurzaam geborgd.
Compensatie leefgebied weidevogels
De verordening schrijft voor dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een op kaart 6 aangegeven 'leefgebied weidevogels' en dat voorziet in een nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling, inzicht biedt in de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied voor weidevogels te voorkomen en restschade elders te compenseren, als die ontwikkeling significant afbreuk kan doen aan de waarden van deze leefgebieden voor weidevogels door aantasting van de landschappelijke openheid, of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal.
Het in artikel 2.48.1 eerste lid gestelde is niet van toepassing op normaal agrarisch gebruik. Compensatie van het verloren en verstoorde oppervlak in leefgebied weidevogels is alleen noodzakelijk indien de “kenmerkende waarden” (weidevogels) significant aangetast worden. Altenburg & Wymenga hebben onderzoek gedaan naar de gevolgen van aanleg van de fietsroute voor het leefgebied weidevogels.
De voorgenomen plannen veroorzaken door directe effecten een areaalverlies van het leefgebied van weidevogels. Dit areaalverlies vindt plaats in een zone die door treinverkeer verstoord is en daardoor van zeer geringe actuele en potentiële betekenis is voor weidevogels. Daarnaast ondervinden weidevogels extra verstoring door de aanleg en gebruik van het fietspad.
De meetpunten in het leefgebied weidevogels laten zien dat hierin het gebied de weidevogelgemeenschap slecht ontwikkeld is. Maat voor de 'waarde' van leefgebied weidevogels is de aanwezigheid van de Grutto, deze soort wordt meestal gebruikt als indicatorsoort voor de kwaliteit van de weidevogelgemeenschap.
Uit de drie meetpunten in het leefgebied weidevogels (Valcum, Klein Wetsinge en tussen Sauwerd en Adorp) blijkt dat de Grutto hier niet of nauwelijks voorkomt in 2016 en dat het gebied slechts incidenteel door Grutto's wordt gebruikt. Deze lage aantallen Grutto's zijn niet verwonderlijk aangezien het gebied wordt gedomineerd door verstoord gebied. Slechts enkele kleine snippers zijn onverstoord. Dit is ook het geval in het gebied tussen het spoor en N361, waardoor dit deel niet of nauwelijks van belang is voor een (kritische) weidevogel als de Grutto. De toekomstige situatie met extra verstoring door het fietspad zal daardoor niet onderscheidend zijn van de huidige (reeds grotendeels verstoorde) situatie.
Het gebruik van het gebied door Grutto's is incidenteel, de dichtheden zijn dermate laag dat de nieuwe verstoring niet in significante mate afbreuk doet aan de waarden van het (grotere) leefgebied voor weidevogels. Daarnaast biedt de huidige situatie ook weinig potentie voor deze soort. In de Provinciale Omgevingsverordening is opgenomen dat alleen projecten die in significante mate afbreuk doen aan aantasting van het 'leefgebied weidevogels' compensatieplichtig zijn. Deze aantasting is niet significant en daardoor niet compensatieplichtig.
Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming. Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming betreft het onderdeel soorten, voorheen de Flora- en faunawet. Met een quickscan Ecologie heeft toetsing aan het onderdeel soorten van de Wet natuurbescherming plaatsgevonden. Deze quickscan is als Bijlage 6 Quickscan soortenbescherming voor de aanleg van Fietsroute Plus Groningen-Winsum, buro Bakker, 11 oktober 2017 toegevoegd bij deze toelichting.
In de Wet natuurbescherming worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
Planten
In de Habitatrichtlijn zijn slechts vier plantsoorten als te beschermen opgenomen (drijvende waterweegbree, zomerschroeforchis, groenknolorchis en kruipend moerasscherm). Deze planten kennen zeer specifieke milieus. Door het gebruik als landbouwgrond is aanwezigheid van één van deze planten haast uitgesloten. In dit opzicht hoeft er dus geen maatregel te worden getroffen en staat dit de realisering niet in de weg.
Vogels
Rond de Fietsroute Plus zijn er mogelijkheden voor het aantreffen van vogelsoorten die vallen onder de Habitatrichtlijn. Bij aanleg en werkzaamheden van het tracé tijdens het broedseizoen kan een nadelig effecten niet worden uitgesloten. Dit kan worden voorkomen door de meest ingrijpende werkzaamheden buiten de periode van tussen maart en augustus te laten plaatsvinden. In ieder geval dienen kapwerkzaamheden, slootdempingen en het verwijderen van vegetatie buiten het broedseizoen plaats te vinden.
De oeverbegroeiing in de sloten langs het spoor zijn geschikt voor rietvogels. In de graslanden kunnen weidevogels zoals de gele kwikstaart en de graspieper tot broeden komen. In delen met opgaande begroeiing is geschikte broedgelegenheid aanwezig voor onder andere de boomkruiper, braamsluiper, fitis, geelgors, grasmus, heggenmus en winterkoning.
Locaties met oude kraaiennesten liggen vaak op geruime afstand (>50 m) van het beoogde tracé, maar deze kunnen worden gebruikt door Habitatrichtlijnsoorten zoals buizerd en ransuil. Het gaat hierbij om locaties met oude kraaiennesten die in de huidige situatie ofwel langs de N361 liggen ofwel in de omgeving van de spoorlijn. Het gaat om kleine bosjes en bomenrijen. Voor een soort als ransuil zijn dit geen geschikte locaties en datzelfde geldt voor sperwer en havik. In geval van een soort als buizerd ligt de mogelijke broedlocatie op een afstand van meer dan 50 m en deze locatie ligt aan de weg of de spoorlijn. Het gebruik van het fietspad voegt geen relevante extra verstoring op die locaties toe.
Vleermuizen
Het tracé kent geen opgaande bebouwing die gebruikt kan worden door vleermuizen als verblijfplaats. Maar lijnbeplanting, zoals de bomenrijen langs de N361, vormen wel essentiële vliegroutes. Langs de sportterreinen in Sauwerd en Adorp zijn in de huidige situatie bosschages aanwezig. Een deel van de bosschages zal worden gekapt ten behoeve van de realisatie van het fietspad. Langs deze bosschages kunnen vleermuizen vliegen en foerageren. Het zijn echter geen echte vliegroutes, omdat ze niet in verbinding staan met doorgaande bomenrijen e.d. die naar verder weg gelegen foerageergebieden leiden. Ook na de kap van de bosschages kunnen vleermuizen nog steeds de sportvelden bereiken en er foerageren. De omgeving biedt volop mogelijkheden om van verblijfplaatsen naar het sportveld te komen en omgekeerd. Vleermuizen kunnen hiervoor langs gebouwen en groenstructuren vliegen. Concluderend leidt de kap van de bosschages rond de sportvelden In Adorp en Sauwerd niet tot aantasting van vliegroutes
Er zijn twee onderzoeken uitgevoerd naar vleermuizen, zie Bijlage 7 Vleermuizenonderzoek fietspad Groningen - Winsum, buro Bakker, 27 juli 2015 en Bijlage 8 Vleermuizenonderzoek fietspad Groningen - Winsum, buro Bakker, 11 oktober 2017. Op basis hiervan is vast komen te staan dat de bomenrij langs de N361 wordt gebruikt als essentiële vliegroute door drie soorten vleermuizen: gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis. Tevens wordt de beschutting van de bomenrij gebruikt als foerageergebied door gewone dwergvleermuizen. De aanleg van het fietspad leidt tot kap van bomen langs de N361. Op drie plekken leidt dit tot aantasting van de functionaliteit van een essentiële vliegroute voor gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis:
• Ter hoogte van de Winsumerstraatweg 1
• Ter hoogte van de Winsumerstraatweg 2
• Ter hoogte van de driesprong Oude Weg - Winsumerstraatweg (N361)
Ter hoogte van het gemaal Tilburg ontstaan geen gaten die groter zijn dan 20 meter en is een alternatieve vliegroute beschikbaar. Mits de aanleg van het fietspad niet leidt tot een toename van de lichtverstoring blijft de functionaliteit van de vliegroute behouden.
Omdat het voornemen op drie plekken leidt tot aantasting van de functionaliteit van een essentiële vliegroute, is sprake van overtreding van de verbodsbepalingen in artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming. Het is daarom nodig om een ontheffing aan te vragen. Deze ontheffing wordt alleen verleend als er maatregelen worden genomen om de effecten te niet te doen, als kan worden aangetoond dat er geen alternatieven zijn voor deze ingreep en als wordt voldaan aan één of meerdere belangen van de Habitatrichtlijn:
De ontheffing kan waarschijnlijk op basis van twee wettelijke belangen worden aangevraagd, namelijk: dwingende reden van groot openbaar belang en bescherming flora en fauna. Dit laatste omdat de provincie zich gaat inzetten om ervoor te zorgen dat de vliegroute ook op andere plekken duurzaam in stand blijft, door in de nieuwe situatie bomen terug te planten (dubbele bomenrij) en waar nodig (versneld) aangetaste essen zal vervangen.
Als tijdelijke maatregelen om de vliegroute in stand te houden, kunnen bijvoorbeeld houten palen worden geplaatst met schermen ertussen. Bij de N381 is een kunstwerk bestaand uit een metalen paal en pompeblêd toegepast als hopover bij een onderbreking van een vliegroute. Ook dit blijkt in de praktijk te werken (eigen observaties Buro Bakker, 2016). In de permanente situatie moet gewaarborgd zijn dat er een duurzame en voldoende hoge groenstructuur aanwezig is, liefst in de vorm van bomenrijen
Amfibieën
Aan de overkant van de spoorlijn, in de Koningslaagte, werden in 2010 poelkikkers aangetroffen. De kans bestaat dat in de sloten aan de westzijde van de spoorlijn, daar waar nu de Fietsroute Plus wordt gedacht, deze kikker ook wordt aangetroffen. Om zekerheid te verkrijgen over het al dan niet voorkomen van poelkikkers aan de westzijde van de spoorlijn en in te dempen sloten dient onderzoek te worden uitgevoerd.
Het voorkomen van andere beschermde reptielsoorten wordt op voorhand uitgesloten.
De provincie Groningen heeft een nader onderzoek naar de poelkikkers laten uitvoeren. Deze rapportage is op 29 september 2017 aangeleverd en is als Bijlage 9 Nader onderzoek poelkikkers Groningen Winsum, buro Bakker, 29 september 2017 toegevoegd bij deze toelichting. In de rapportage staat de volgende conclusie:
Het dempen van de sloot bij Koningslaagte zuid leidt tot aantasting van een voortplantingslocatie en zomerverblijfplaatsen van de poelkikker. De voortplantingslocatie is een essentieel onderdeel van het leefgebied van deze soort. Aantasting leidt tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Daarnaast kan er op deze locatie en bij Koningslaagte noord sprake zijn van het verstoren en doden van poelkikkers als gevolg van de werkzaamheden. Ook dit is een overtreding van de Wet natuurbescherming. Het is daarom nodig om een ontheffing aan te vragen voor de uitvoering van de werkzaamheden. Dit geldt wat betreft de poelkikker alleen voor het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied. De provincie Groningen vraagt de ontheffing aan.
Overige soorten
In het gebied komen de twee door de Habitatrichtlijn beschermde vissoorten niet voor (Steur en Houting). Hetzelfde geldt voor insecten en ongewervelden.
Conclusie
Voor de aanleg van de Fietsroute Plus is ontheffing noodzakelijk van de Wet Natuurbescherming, voor zowel de poelkikkers in het zuidelijk deel van het tracé als de vleermuisroute tussen de Oudeweg en Winsum. Voorafgaande aan het aanvragen van de ontheffing heeft vooroverleg plaats gevonden met het bevoegd gezag. Zodra een activiteitenplan met mitigerende en compenserende maatregelen is opgesteld, wordt de ontheffing aangevraagd voor beide soorten. De verwachting is dat op basis van het activiteitenplan een ontheffing verleend kan worden. De procedure van ontheffing wordt afgestemd op de planologische procedure en de te verwachten realiseringsperiode.
In het algemeen kan gesteld worden dat de aanleg en het gebruik van het tracé geen aantasting meebrengt van beschermde vogelsoorten in het gebied, zeker niet als de werkzaamheden zoveel als mogelijk buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Enige bron van zorg is de roekenkolonie nabij het station van Sauwerd. Nesten van de roek zijn onder de Wet natuurbescherming jaarrond beschermd. De bosstrook nabij het treinstation van Sauwerd blijft behouden, waardoor vernietiging van jaarrond beschermde nesten als gevolg van de aanleg van het fietspad niet aan de orde is. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen worden overtreden. Het broedseizoen omvat globaal de periode maart tot en met augustus.
De aanwezigheid van een reeks van beschermde zoogdieren (veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, egel, bunzing en hermelijn) en amfibieën (bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander, meerkikker en middelste groene kikker) kan als vaststaand worden beschouwd. Door het jaarlijks schoonmaken van sloten is het voorkomen van beschermde vissoorten niet voor de hand liggend. Gesteld kan worden dat de aanleg van de Fietsroute Plus geen grootschalige ingreep doet in het leefgebied van de voornoemde soorten. Wel wordt geadviseerd om voor de ingreep een ecologisch werkprotocol op te stellen, met betrekking tot het gebied waar de waterspitsmuis voorkomt, zodat zorgvuldig handelen wordt gewaarborgd tijdens de uitvoering. Tijdens een onderzoek naar de waterspitsmuis in 2016 (Bijlage 10 Onderzoek Waterspitsmuis fietspad Groningen - Winsum, buro Bakker, 7 november 2016)is een waterspitsmuis aangetroffen nabij de Oude Adorperweg. Het dier is aangetroffen in een sloot die haaks gepasseerd gaat worden door de fietsroute. De sloot waar de waterspitsmuis is aangetroffen wordt voor de aanleg van de fietsroute over een lengte van circa 10 tot 15 meter gedempt. Dit deel van het leefgebied is van marginaal belang voor de waterspitsmuis. Er blijft voldoende slootoever over dat dient als geschikt leefgebied. Geadviseerd wordt om te werken conform een ecologisch werkprotocol. Door te werken volgens een ecologisch werkprotocol waarin is opgenomen hoe rekening wordt gehouden met de waterspitsmuis, wordt verstoring voorkomen. Door de marginale aantasting van het leefgebied en het werken volgens het ecologisch protocol is een overtreding van de Natuurbeschermingswet niet aan de orde. Het werkprotocol wordt ruim voor start van de uitvoeringswerkzaamheden opgesteld.
Faunapassages
Ter hoogte van het Harsensdiepje is door ProRail een droge faunapassage onder het spoor aangelegd. Daarnaast ligt een natte duiker onder het spoor, deze komt uit in de spoorsloot. Deze spoorsloot staat in de huidige situatie in verbinding met het Harsensdiepje, deze situatie wordt door de aanleg van de Fietsroute Plus niet gewijzigd. Ten behoeve van de droge faunapassage wordt een doodlopend stuk van de voormalige spoorsloot ingericht als plas-drasgebied. In het verlengde van de droge faunapassage wordt bij de aanleg van de Fietsroute Plus een ecopassage aangelegd zodat de dieren die gebruik maken van de droge faunapassage hun weg via de ecopassage kunnen vervolgen.
Samenvattend is het inpassingsplan op het aspect ecologie met inachtneming van een aantal maatregelen uitvoerbaar. Verder worden vanuit ecologie maatregelen in de uitvoering genomen met betrekking tot realisering en de werkwijzen die daarbij gehanteerd gaan worden. Gesteld kan worden dat vanuit dit aspect geen belemmering zijn die de uitvoering in de weg staan.
Het waterschap Noorderzijlvest is in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van de plannen. Op grond van het tracé en de aanleg is gesteld dat de aanleg van een fietsroute niet gelijk staat aan een bouwactiviteit en dat derhalve nog geen watertoets is gedaan. In de afstemming tussen Provincie, Waterschap en ProRail zijn een aantal aspecten besproken: Het fietspad valt binnen de volgende boezems: Electraboezem 2e schil, Electraboezem 3e schil en Electraboezem Tilburg
Het nieuwe fietspad zal iets boven het maaiveld komen te liggen, maar volgt zoveel mogelijk de gemiddelde maaiveldhoogte. Hierbij geldt dat de voet van de fundering boven de grondwaterstand wordt gerealiseerd. Langs het fietspad wordt de spoorsloot verbreed tot een waterbreedte van twee en een halve meter, op die plekken waar de spoorsloot deze breedte nog niet heeft. Het talud van de spoorsloot aan de zijde van het fietspad wordt 2:3. Het talud van de spoorsloot aan de zijde van de spoorbaan blijft ongemoeid en hoeft niet aangepast te worden. Op de plekken waar de bestaande spoorsloot nu al breder is dan twee en een halve meter blijft de sloot ongewijzigd.
Tussen de landbouwpercelen en het fietspad wordt een vee-kerende sloot gerealiseerd met taluds van 2:3 en een waterdiepte van 50 cm.
De aanleg van de route geschiedt met een uitbreiding van de hoeveelheid oppervlakte water. De te dempen sloten worden binnen het realisatiegebied weer hersteld of verschijnen anderszins weer in nieuw te graven wateroppervlaktes. Er dient derhalve geen compensatie plaats te vinden en door de opbouw van het tracé, uitgevoerd met brede onverharde bermen, is er geen noodzaak tot versnelde afvoer van hemelwater. De verwachting is dat de kwaliteit van het af te voeren water niet verslechterd. De bermen tussen het fietspad en de sloten bedragen circa anderhalve meter, waardoor er geen sprake is van versnelde waterafvoer vanaf het verharde oppervlak. Water kan natuurlijk afstromen via de bermen en de sloten naar de hoofdwatergangen. De compensatieverplichting voor het toevoegen van verhard oppervlak is daarom niet aan de orde voor de Fietsroute Plus Groningen-Winsum. Overigens neemt het netto wateroppervlak met het realiseren van de scheidingssloot tussen de landbouwpercelen en het fietspad en het op bepaalde plekken verbreden van de spoorsloot aanzienlijk toe. Doordat de afwatering via de berm gaat, zijn geen extra zuiverende voorzieningen nodig.
De spoorsloot ter hoogte van de Winsumerweg 3a in Adorp wordt in verband met de beperkte ruimte tot de boerderij, gedempt. Een goede waterafvoer dient geborgd te zijn. Dit wordt bij de uitvoering en de aanvraag watervergunning nader bekeken. Daarnaast wordt in verband met de veiligheid tot het spoor, een hekwerk geplaatst tussen spoor en fietspad.
In overleg met het waterschap is bepaald dat er duikers geplaatst worden op de plekken waar het tracé waterlopen doorsnijdt. Ook is door het waterschap aangegeven welke maten deze duikers dienen te hebben.
Met inachtneming van de voorwaarden en in ogenschouw nemend dat de aanleg gepaard gaat met een toename van de hoeveelheid oppervlaktewater die ruimschoots toereikend is voor de duurzaamheid van het watersysteem, kan gesteld worden dat er geen verregaande negatieve effecten zijn die uitvoering van het plan in de weg staan.
Het inpassingsplan is in het kader van het vooroverleg ook naar het waterschap verzonden voor een wateradvies. Het waterbelang wordt hiermee, conform het Waterbeheerprogramma 2016-2021 en de Beleidsnotitie Water en Ruimte van waterschap Noorderzijlvest, geborgd.
Zoals blijkt uit hoofdstuk 2, de gebiedsbeschrijving, gaat het tracé van de Fietsroute Plus door landbouwgebied. Het tracé volgt eerst de westzijde van het spoor richting Sauwerd en vanaf de Oudeweg volgt de fietsroute de N361 richting Winsum. Over vrijwel de gehele lengte van het tracé is grondaankoop noodzakelijk. Grootschalige doorsnijding van landbouwpercelen is niet aan de orde.
Ten behoeve van de aanleg van de Fietsroute Plus worden met de betrokken grondeigenaren gesprekken gevoerd over de aankoop van de benodigde gronden. In eerste instantie vinden overleggen plaats met een aantal grondeigenaren over grondmobiliteit. Na dit proces/gelijktijdig aan dit proces vindt verwerving van de benodigde gronden plaats.
Aan de Provincialeweg 21 in Wetsinge is een melkrundveebedrijf gevestigd. Dit bedrijf ligt nabij de spoorlijn Groningen-Winsum en heeft voor het weiden van de koeien gronden ter weerszijden van de spoorlijn in gebruik. Om de koeien het spoor te laten oversteken wordt gebruik gemaakt van een bestaande onbewaakte spoorwegovergang (o.a. voor vee) in de nabijheid van het bedrijf. Daarnaast wordt de onbewaakte spoorwegovergang gebruikt door landbouwvoertuigen van het bedrijf. De Fietsroute Plus wordt langs de westzijde van het spoor aangelegd. Uitgangspunt bij de Fietsroute Plus is dat een gelijkvloerse veeoversteek niet passend is bij een Fietsroute Plus, waar fietsers ongehinderd moeten kunnen doorrijden. Een oplossing hiervoor is de aanleg van een veetunnel onder het fietspad door. Prorail heeft al laten weten de aanleg van een veetunnel onder de spoorlijn uit te sluiten en gaat in het kader van het project spoorwegveiligheid na of de huidige onbewaakte spoorwegovergang kan worden opgeheven dan wel verplaatst. Daarover en over alternatieven kan op dit moment nog geen duidelijkheid worden gegeven. Gelet hierop is ongewis op welke locatie een veetunnel onder het fietspad door nodig is. Duidelijk is wel dat de mogelijke aanleg plaatsvindt in het gebied tussen de bestaande onbewaakte spoorwegovergang en de bewaakte spoorwegovergang in de Meedenweg.
Consequentie van het opheffen van de bestaande onbewaakte spoorwegovergang is dat de landbouwvoertuigen via de spoorwegovergang in de Meedenweg moeten om de percelen aan de oostzijde van het spoor te bereiken. Een mogelijke consequentie van de veetunnel is dat tussen de Fietsroute Plus en de spoorlijn een opstelruimte voor wachtende koeien gemaakt moet worden. Om de veetunnel inclusief een opstelruimte te kunnen realiseren moet de Fietsroute Plus in dat geval een uitbuiging maken.
Om de aanleg van een veetunnel in dit gebied en de daarvoor noodzakelijke uitbuiging van de Fietsroute Plus toch mogelijk te maken, is op de verbeelding aan een bredere strook de bestemming 'Verkeer – Fietspad' toegekend. In feite vormt dit een zoekgebied. Op deze wijze is gewaarborgd dat het melkrundveebedrijf haar bedrijfsvoering op de huidige locatie kan blijven uitoefenen.
De fietsroute zal worden aangelegd door ontgraving van de toplaag en de aanleg van een cunet. Deze werkzaamheden vinden plaats naast de reeds bestaande spoorlijn. Hierdoor bestaat een mogelijkheid op een diffuse bodemverontreiniging door emissie van de diesel locomotieven. In de uitvoeringsfase van het project volgt nog een milieu hygiënisch bodemonderzoek voor het aan te leggen tracé.
Door oorlogshandelingen is nabij het tracé de kans aanwezig dat op specifieke plekken nog explosieven aanwezig zijn Bijlage 11 Historisch vooronderzoek explosieven, T&A Survey, 8 december 2016. Het grootste deel van het tracé is onverdacht. Voor een klein gedeelte dient gesteld te worden dat het verdacht gebied is.
Figuur 9: Ligging verdacht gebied
Voor aanvang van geplande werkzaamheden wordt geadviseerd om de mogelijk nog aanwezige explosieven op te sporen. Afhankelijk van de soort explosieven, locatiespecifieke omstandigheden, wijze van uitvoering en soort werkzaamheden en planning kan het efficiënter en/of kostenbesparend zijn om detectie- en benaderingswerkzaamheden te integreren met de reguliere werkzaamheden en laagsgewijze detectie en benadering uit te voeren. Hierbij worden gedetecteerde verdachte objecten direct benaderd, geïdentificeerd en veiliggesteld om uiteindelijk te worden geruimd door de EOD.
De werkzaamheden zelf en de aanleg van een fietspad hebben geen grootschalig negatieve effecten op de bodem, Het inpassingsplan voorziet niet in ‘gevoelige’ bestemmingen. Wel vindt er grondverzet plaats en komt er grond vrij. Grondwerken bij dit project dienen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit bij de gemeente (als bevoegd gezag) te worden gemeld. Deze toetst of het grondverzet in overeenstemming is met de bodemfunctiekaart en de ontvangende bodemkwaliteit niet verslechtert (na toepassing).
Samenvattend wordt opgemerkt, dat voorafgaand aan de realisatie wordt nagegaan in hoeverre de vrijkomende grond binnen de projectgrenzen kan worden gebruikt, zoals voor de afwerking van en voor noodzakelijke ophogingswerkzaamheden. Nader onderzoek vindt plaats. Er wordt vanuit gegaan dat het inpassingsplan op dit punt uitvoerbaar is.
In opdracht van de Provincie Groningen heeft Libau een onderzoek gedaan naar de archeologische waarden langs het tracé (Bijlage 12 Archeologisch bureauonderzoek, Libau, 13 mei 2014. Uit dit onderzoek komen een aantal adviezen en aanbevelingen tevoorschijn. Deze zijn hieronder kort beschreven.
Op basis van aardkundige kaarten, hoogtegegevens en de vele archeologische resten in de omgeving wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten voor het gehele tracé groot geacht. Derhalve is het noodzakelijk om in het tracé nader archeologisch onderzoek in de vorm van een booronderzoek en een oppervlaktekartering uit te voeren. Deze onderzoeken dienen gelijktijdig plaats te vinden. Alleen in het deel van het tracé dat binnen de reeds onderzochte locaties Kapteijn en De Groenlanden in Sauwerd valt, hoeft geen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Afhankelijk van de uitkomsten van het booronderzoek en de veldkartering dient bepaald te worden in hoeverre en op welke locaties aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Binnen het tracé is sprake van twee van rijkswege beschermde archeologische monumenten. Het beoogde tracé doorsnijdt ten noorden van de Munnikeweg een van rijkswege beschermde wierde. Hier wordt in de volgende paragraaf een nadere toelichting gegeven. Verder is bij besluit van 11 januari 2017 het gebied liggend tussen de Oudeweg, Provinciale weg, Bellingweersterweg en spoorlijn aangewezen als archeologische monument Bijlage 13 Aanwijzingbesluit AMK-Terrein Wetsingermaar, rijksdienst Cultureel Erfgoed, 11 januari 2017. Voor het project is een vergunning aangevraagd voor dit terrein, aangezien de sloot ter plaatse van de Oudeweg-N361 verlegd moet worden. De gemeente Winsum heeft het ontwerpbesluit van de vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) ter inzage gelegd van 11 oktober 2017 t/m 21 november 2017 Bijlage 14 Ontwerpbesluit AMK-Terrein Westingermaar, rijksdienst Cultureel erfgoed, 17 juli 2017. Voor de aanleg van het toekomstige fietspad en de aanleg van een nieuwe sloot zijn in het ontwerpbesluit randvoorwaarden opgenomen voor de aanleg en het beheer van de nieuwe sloot. De nieuwe bermsloot mag ter plaatste van het monument niet dieper dan 1,60 m beneden het huidige maaiveld aangelegd worden. Ook het beheer dient met deze maximale diepte rekening te houden. In het booronderzoek van RAAP (paragraaf 4.7.5) is een deel van het monument onderzocht (opmerkingen bij boring 13 t/m 15). Een deel is nog niet onderzocht omdat daar nog geen medewerking is verkregen van de grondeigenaren.
Het beoogde tracé doorsnijdt ten noorden van de Munnikeweg een van rijkswege beschermde wierde (AMK-nummers 1205 en 11674).Er is een vergunning aangevraagd voor de realisering van de Fietsroute Plus op dit AMK-terrein. Op 21 oktober 2016 is hiervoor een vergunning afgegeven door het RCE Bijlage 15 Vergunning RCE locatie Munnikeweg, rijksdienst Cultureel erfgoed, 21 oktober 2016. De archeologische voorwaarden voor aanleg van het fietspad en de sloten zijn in deze vergunning opgenomen, waaronder het goedgekeurde 'Programma van Eisen Archeologisch monument Munnikeweg Adorp' Bijlage 16 PvE Rijksmonument Munnikeweg, Archeodienst BV, 27 juni 2016.
Het is gebleken dat er sprake is van twee afzonderlijke wierden, welke noordelijk en zuidelijk van elkaar liggen. Het monument wordt doorsneden door de spoorlijn. De oostelijke en westelijke helft van de wierde hebben verschillende monumentnummers, maar vormen samen één geheel. Grenzend aan het rijksbeschermde terrein ligt een huiswierde uit dezelfde periode (AMK-terrein 6891). De voor het tracé van de Fietsroute Plus van belang zijnde westelijke helft heeft AMK-nr 11674. Van de westelijke helft wordt het meest zuidelijke deel van het terrein doorsneden door een weg. In het midden is een gedeelte afgegraven en er is een dwarssloot gegraven tussen de westelijke ringsloot en de spoorsloot. Ten westen van ringsloot rond de wierde bevindt zich een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnummer 6891).
Het te realiseren tracé doorsnijdt over een lengte van ca. 230 strekkende meter deze beschermde wierde. Ter hoogte van het tracé van het fietspad is het onderzoeksgebied echter onbebouwd. Het geplande grondverzet vormt een bedreiging voor aanwezige archeologische resten van het archeologisch monument.
Omdat de voorgenomen bodemingrepen naar verwachting de archeologische resten binnen het tracé zullen vernietigen, dienen de aanwezige archeologische waarden gedocumenteerd te worden en zodoende ex situ veilig gesteld te worden.
Indien archeologische sporen worden aangetroffen, kan besloten worden om een langer deel van het tracé archeologisch te onderzoeken. Omdat het huidige maaiveld golft, varieert de diepte van de bodemingrepen voor het fietspad en zandlichaam. Op sommige locaties wordt de wierde afgegraven tot 0,5 m -mv, op andere locaties moet de wierde juist enigszins opgehoogd worden.
Het archeologische onderzoek bestaat uit drie delen:
Het tracé van de Fietsroute Plus loopt door twee gemeenten die elk hun eigen archeologische beleid voeren. Dat is reden om de onderliggende archeologische bestemmingen per gemeente apart in de regelingen en op de verbeelding op te nemen.
Gemeente Groningen
In het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Groningen zijn twee soorten dubbelbestemmingen opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' betreft de terreinen waarvan bekend is dat er archeologische resten aanwezig zijn. Het gaat hierbij voornamelijk om (on)bebouwde huiswierden of (verlaten) verhoogde boerenplaatsen. Ingrepen in deze terreinen verstoren vrijwel zeker archeologische waarden. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' betreft de zones met een hoge archeologische verwachting. In deze zones kunnen zich (nog niet ontdekte) vindplaatsen bevinden. Het gaat hierbij voornamelijk om het kweldergebied en het gebied rond Noorddijk.
Aan de dubbelbestemmingen zijn in het bestemmingsplan bouwregels en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld, die de archeologische waarden beschermen. Voor de terreinen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is bepaald dat het bouwen van een bouwwerk tot 50 m² en niet dieper dan 0,3 m geen archeologisch rapport opgesteld hoeft te worden. Voor de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt een oppervlaktemaat van 200 m² en een eveneens een diepte van 0,3m. Archeologische resten kunnen zich hier namelijk zeer dicht onder het maaiveld bevinden. De 200 m² is gebaseerd op de aard van de vindplaatsen.
Het tracé van de Fietsroute Plus loopt langs de Winsumerweg 3a, Klein Klooster, genaamd. Dit terrein is conform het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Groningen als 'archeologisch perceel' bestempeld (dubbelbestemming 'waarde archeologie 1' ). De aanbevelingen voor dit terrein worden verderop in deze paragraaf benoemd.
Daarnaast liggen in de buurt van het tracé van het fietspad de gemeentelijk monumenten Oude Adorperweg 5 en de steenoven tegenover oude Adorperweg 4. Beide terreinen hebben de dubbelbestemming 'waarde archeologie 1'. Het tracé van het fietspad raakt beide terreinen niet.
Gemeente Winsum
De Noord-Groninger gemeenten hebben gezamenlijk inhoud gegeven aan het archeologiebeleid. Kern van dat beleid vormen de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart. In het rapport wordt onderscheid gemaakt in vier typen gebieden:
Figuur 10: Archeologische verwachtings- en beleidskaart
De laatste type gebieden zijn vertaald naar de dubbelbestemmingen Waarde -Archeologie 2, 3 en 4, hierbij is afstemming gezocht op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008).
Voor gebied 1, de wettelijk beschermde archeologische monumenten, zijn bestemmingsregels niet nodig, aangezien het in die gevallen gaat om van rijkswege beschermde gebieden. Deze gebieden heeft de gemeente Winsum niet in de verbeelding aangegeven. In het inpassingsplan zijn deze gebieden wel bestemd.
Op basis van het bureauonderzoek en gemeentelijke richtlijnen is in het onderzochte
tracé een karterend booronderzoek uitgevoerd, inclusief een plaatselijke oppervlaktekartering. (Bijlage 17 Notitie gemeenten Groningen en Winsum Archeologisch vooronderzoek: een karterend booronderzoek, RAAP , 14 februari 2017). Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde. Hiertoe is inzicht in de bodemopbouw en de gaafheid ervan van belang en dient te worden onderzocht of archeologische resten aanwezig zijn.
Archeologische informatie
In de omgeving van het tracé ligt een groot aantal op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) geregistreerde terreinen (zie bijlage Kaart archeologie). Ook zijn in de omgeving vele tientallen archeologische waarnemingen gedaan. Hieronder worden alleen die terreinen en waarnemingen besproken, die binnen of direct naast het beoogde tracé liggen.
Bij de boerderij aan de Oude Adorperweg 3 ten noorden van de stad Groningen zijn in 2006 resten aangetroffen van een overslibde nederzetting uit de late ijzertijd (zie Uitgebreide rapportage waarneming 420838). De omvang van de nederzetting is niet bekend. De nederzetting strekt zich in ieder geval tot buiten het huidige erf uit.
Bij de Oudeweg ten noorden van Sauwerd ligt de deels afgegraven dorpswierde Groot Wetsinge. Het intacte deel van deze wierde uit de ijzertijd-middeleeuwen is een van rijkswege beschermd archeologisch monument (AMK-terrein 1212; zie bijlage Uitgebreide rapportage monumenten). Ten oosten hiervan ligt voor een groot deel rijksbeschermde wierde Schelligeheert (AMK-terreinen 1213 en 6733). Het afgegraven deel van de wierde Groot Wetsinge is geregistreerd onder AMK-nummers 6873 en 6874. Dit deel van de wierde Groot Wetsinge wordt in tweeën gedeeld door de N361. Op het oostelijke deel van de wierde (waar het tracé vlak langs loopt) ligt tevens het terrein van de 16de-eeuwse borg Nieuwe Onsta.
Tussen 2005 en 2008 is door de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek gedaan op een terrein aan weerszijden van de Wetsingermaar, tussen de N361 en de spoorlijn (onderzoeksmeldingnummers 2556, 12174 en 12572). Over vrijwel het gehele terrein zijn nederzettingsresten aangetroffen uit het neolithicum (zie bijlage Uitgebreide rapportage waarneming 410304). Beide varianten van het noordelijke tracédeel lopen door dit terrein.
Direct ten zuiden van Winsum ligt de dorpswierde van Tijum die dateert uit de late ijzertijd/Romeinse tijd. Het noordelijke deel van deze wierde is een van rijkswege beschermd archeologisch monument (AMK-terrein 1184). Het zuidelijke deel is geregistreerd op de AMK als terrein van hoge archeologische waarde. De wierde strekt zich in oostelijke richting uit tot aan de N361.
Advies booronderzoek
Indien ter hoogte van de voormalige toegang en omgrachting aan de oostzijde van Klein Klooster (gemeente Groningen) bodemingrepen zijn gepland die dieper reiken dan 0,45 m -Mv, wordt aanbevolen deze archeologisch te laten begeleiden (zie donkerblauw adviesvlak op uitsnede van kaartbijlage 1, blad 5). Op deze wijze kunnen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden archeologische waarnemingen worden gedaan en gedocumenteerd. Hierbij is te denken aan funderingsresten van de toegang (brug?) en een concentratie van vondsten in de grachtvulling direct aan weerszijden van de toegang. Een dergelijke archeologische begeleiding dient te worden uitgevoerd conform een vooraf opgesteld Programma van Eisen (PvE). Het PvE dient te zijn goedgekeurd door de gemeente Groningen.
Ter hoogte van de boringen 13 t/m 15 (gemeente Winsum) bevindt de top van het verspoelde dekzand zich tussen 2,08 en 2,35 m -Mv (2,3 en 2,53 m -NAP). De top van het intacte (niet-verspoelde) dekzand ligt tussen 2,2 en 2,45 m -Mv (2,4 en 2,63 m -NAP). In beide niveaus kunnen archeologische resten uit de Steentijd (Neolithicum) voorkomen. Om beide niveaus te sparen, dienen de bodemingrepen niet dieper te reiken dan 1,8 m -Mv. Dit is inclusief een buffer van circa 0,3 m. Indien wordt voldaan aan deze voorwaarde, zijn archeologische maatregelen niet noodzakelijk. Indien de bodemingrepen hier wel dieper reiken dan 1,8 m -Mv, is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Een proefsleuvenonderzoek zal een eventueel aanwezig archeologisch niveau op deze diepte naar verwachting meer verstoren dan de geplande bodemingrepen (aanleg fietspad en belendende sloot). Daarom wordt aanbevolen een booronderzoek middels megaboringen (Edelman Ø 15 cm) te laten uitvoeren, waarbij het opgeboorde zand wordt gezeefd (maaswijdte 3 mm) op zoek naar archeologische vondsten en indicatoren. De megaboringen moeten om de 5 m worden gezet binnen het circa 130 m lange, paars gemarkeerde adviesvlak (zie kaartbijlage 1, blad 1) om een idee te krijgen of hier daadwerkelijk een archeologische vindplaats uit deze periode voorkomt.
Voor het overige deel van het onderzochte tracé worden geen archeologische maatregelen aanbevolen. Hierbij moet in acht worden genomen dat het archeologische onderzoek in meerdere delen van het te onderzoeken tracé nog niet is uitgevoerd. Voor deze delen kunnen nog geen aanbevelingen worden gedaan.
Wanneer bij de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeenten Groningen of Winsum).
Samenvattend:
Concluderend kan gesteld worden dat de aanleg van het tracé kan plaatsvinden binnen de gestelde voorwaarden met betrekking tot de archeologische eisen zoals hierboven genoemd.
De aanleg van het fietspad raakt een aantal gebieden waarin cultuur-historische aspecten spelen. In nauw overleg met betrokkenen is daarbij gekozen een zo conserverend mogelijke aanpak te kiezen. Hierdoor is er geen sprake van aantasting van de cultuur-historische kenmerken van de elementen. Door de koppeling met de spoorlijn die cultuurhistorisch een toevoeging is aan het landschap en op zichzelf al een bijzondere en historisch verklaarbare achtergrond heeft, valt het fietspad te kenschetsen als een minieme cultuurhistorische toevoeging.
Ten aanzien van de rijksmonumenten waar sloten gedempt dan wel verplaatst worden gebeurd dit in samenspraak met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en is de benodigde vergunning aangevraagd en afgegeven op 21 oktober 2016. Het handelt hier met name om de werkzaamheden rond het rijksmonument 45065, een wierde die aan de spoordijk gelegen is. Voor het rijksmonument bij de Oudeweg/Provincialeweg wordt nog een vergunning aangevraagd bij de RCE.
Gezien de aard van de ingreep, het maatschappelijk belang en de ligging naast de spoorlijn, is het inpassingsplan uitvoerbaar.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wet geluidhinder onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds.
Voor een fietspad is geen geluidszonering van toepassing. Ook is er bij de aanleg van het fietspad geen sprake van verplaatsing van een eventueel naastliggende weg. Er zijn daarom geen belemmeringen te verwachten op grond van de Wet geluidhinder.
Zowel de nieuwe Fietsroute Plus, als de bestaande fietsroute langs de N361 is/wordt niet over de hele lengte verlicht. Dit is conform de uitgangspunten uit de Beleidsnota Openbare Verlichting. Duisternis is in de provincie Groningen een belangrijke waarde. Het huidige beleid is er op gericht dat op fietspaden alleen verlichting wordt toegevoegd ten behoeve van de veiligheid. Bij de verdere uitwerking zal een verlichtingsplan worden opgesteld.
Conclusie
Er is geen sprake van een ontoelaatbare toename van geluidhinder als gevolg van de aanleg van het fietspad. Omdat fietsverkeer daarnaast geen gevoelige functie is, is het plan met het oog op het aspect geluid uitvoerbaar.
Om te beoordelen of een plan of ontwikkeling voldoet aan een goed luchtkwaliteit wordt getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer.
Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wet Milieubeheer niet beoordeeld hoeven te worden.
Op basis van artikel 5.16 Wet Milieubeheer kan een inpassingsplan worden vastgesteld indien:
aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het inpassingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde,of
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Het onderhavige plan omvat de aanpassing van de fietsverkeerstructuur. Een dergelijke ontwikkeling is niet in de lijst uit de Regeling NIBM opgenomen. De aanpassingen aan de infrastructuur zijn bedoeld voor (brom)fietsverkeer. Hierbij is geen sprake is van een significante uitstoot van stoffen, derhalve kan gesteld worden dat het aanpassen van de fietsstructuur geen nadelige gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Het project is juist bedoeld om meer mensen op de fiets en uit de auto te krijgen. Dit heeft een positieve bijdrage voor de luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteit in de gemeente Groningen en de gemeente Winsum voldoet aan de grenswaarden. In de toekomst nemen de achtergrondconcentraties af. Daarnaast is een fietspad geen gevoelige functie. Hiermee voldoet de huidige luchtkwaliteit voor de functie fietsverkeer.
Omdat er in het geval van fietsverkeer nauwelijks sprake is van uitstoot van stoffen, kan gesteld worden dat onderhavig inpassingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Daarnaast voldoet de huidige luchtkwaliteit voor de functie fietsverkeer. Derhalve is het inpassingsplan met het oog op het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Ter hoogte van Sauwerd kruist de Fietsroute Plus vijf buisleidingen. Deze zijn als dubbelbestemming in het huidige bestemmingsplan aangeduid. Verder bevinden zich ten noorden van Sauwerd en in het zuidelijke gedeelte van het tracé een hoogspanningsleiding. Deze staan geen bebouwing toe. Gelet op de wijze van aanleg van het tracé kan gesteld worden dat dit een uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Hetzelfde geldt voor de doorkruising van een molenbiotoop. Deze stelt geen eisen die de realisering van de fietsroute schaadt.
Verder dient rekening gehouden te worden met de volgende kruisende leidingen en tracés
In de wet- en regelgeving is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Aandacht aan de verantwoording moet worden gegeven wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico (significant) toeneemt. Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van deze kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
De eindafweging (vertaald in een ruimtelijke onderbouwing) kan pas worden gemaakt wanneer ook het advies van de Veiligheidsregio Groningen is ingewonnen. Dat advies is afgegeven op 2 november 2016. De veiligheidsregio Groningen heeft op 12 oktober 2016 advies gegeven. Beide adviezen zijn op genomen in Bijlage 18 Advies Externe veiligheid
omgevingsdienst Groningen (2 november 2016) inclusief reactie van de Veiligheidsregio
Groningen (12 oktober 2016). Het bevat onder andere de volgende overwegingen en conclusies.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het Landelijk Basisnet (verder Basisnet) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen Basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval. Het doel van het provinciaal basisnet is om de transportroutes van gevaarlijke stoffen vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken wordt langs een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) in beginsel een zone van 30 meter aangehouden waarin de beleidsvrijheid voor bepaalde functies mogelijk wordt beperkt. Dit heeft betrekking op gebouwen voor beperkt zelfredzame personen (ziekenhuizen, zorgcentra of scholen, en dergelijke). Daarnaast zal binnen een gebied van 200 meter van de transportroute het groepsrisico moeten worden verantwoord. Voor zowel de gemeente Groningen als Winsum is de N361 opgenomen in het provinciaal basisnet Groningen.
Buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten. Tevens geldt een belemmeringenstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van een buisleiding die vrij moet blijven van bebouwing. Het plan voor de aanleg van een fietspad kruist ten zuiden van Sauwerd vijf ondergrondse aardgastransportleidingen van de NAM en de Gasunie. De ligging van de bovenkant van de aanwezige aardgastransportleidingen variëren van circa 2 tot 4,50 meter.
Bij het raadplegen van de risicokaart van de provincie Groningen is vastgesteld dat de fietsroute niet is gelegen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Garnwerderweg te Winsum of andere risicovolle inrichtingen.
Infrastructurele voorzieningen, zoals een fietspad, zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten. Voor de aanleg van een fietspad hoeft er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen aandacht aan risicovolle inrichtingen te worden besteed.
Omdat de fietsroute in de invloedsgebieden van deze risicobronnen ligt, is een beoordeling van het groepsrisico noodzakelijk. Uit de omschrijving van het toekomstig gebruik blijkt dat enkel een verkeersfunctie wordt gerealiseerd. Langdurig verblijf van personen is uitgesloten. Bovendien is de personendichtheid in dit gebied laag. Gelet op deze factoren is er niet of nauwelijks sprake van een toename van het groepsrisico.
Conclusies
Risicovolle inrichtingen
Voor de Fietsroute Plus Groningen-Winsum is geen sprake van een (beperkt) kwetsbaar object in de zin van het Bevi. De te realiseren fietsroute wordt dan ook niet aangemerkt als een risicovolle inrichting als bedoeld in het Bevi. De fietsroute ligt niet in de PR 10-6/jaar risicocontour van een inrichting of in het invloedsgebied. Uit het oogpunt van risicovolle inrichtingen behoeft geen aandacht te worden besteed aan het aspect externe veiligheid.
Risicovolle transportroutes
Voor de provinciale weg N361 geldt geen PR-max of is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van toepassing. Binnen 30 meter afstand vanaf de rand van de N361 komen geen nieuwe objecten ten behoeve minder zelfredzame personen. Voor de aanleg van de fietsroute hoeft er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen aandacht te worden besteed aan de provinciale weg N361.
Groepsrisico
In de Handreiking verantwoording groepsrisico en in de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) van 1 april 2015 is aangegeven dat enkel personen welke aanwezig zijn bij (beperkt) kwetsbare objecten, bedrijven en evenementen meegenomen worden in een groepsrisicoberekening. Verkeersdeelnemers waaronder fietsers worden niet betrokken bij de groepsrisicoberekening voor toetsing aan de oriënterende waarde van het groepsrisico. Voor de aanleg van een fietspad is voor de provinciale weg N361 en de spoortrajecten Groningen-Sauwerd en Sauwerd-Eemshaven dan ook geen groepsrisicoberekening uitgevoerd.
Ondergrondse transportleidingen Gasunie en NAM
De aanleg van een fietspad waarbij ondergrondse transportleidingen van de Gasunie en de NAM worden gekruist is geen sprake van de aanleg van een (beperkt) kwetsbaar object. Voor de aanleg van de fietsroute hoeft er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen aandacht te worden besteed aan de ondergrondse transportleidingen van de Gasunie en de NAM.
Vaarroute Van Starkenborghkanaal
Gezien de afstand van circa 380 meter van de vaarroute tot de fietsroute, hoeft er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen aandacht te worden besteed aan de vaarroute Van Starkenborghkanaal.
Plasbrandaandachtsgebied
De fietsroute is gelegen langs het spoor en ligt op een aantal plaatsen binnen het aanwezige plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. In verband hiermee is dit plan voor advies verzonden naar de Veiligheidsregio Groningen.
Bestrijdbaarheid
De spoorsloot langs de oostzijde van de fietsroute wordt op verschillende plekken verbreed. Tevens wordt aan de westzijde van de fietsroute over grote delen een nieuwe sloot gegraven.
Deze voorzieningen kunnen echter alleen functioneren als bluswatervoorzieningen indien deze worden uitgevoerd conform de Handleiding Bereikbaarheid en Bluswatervoorzieningen.
De Veiligheidsregio Groningen wil graag in de uitvoeringsfase betrokken worden en meedenken over de aanleg van bluswatervoorzieningen.
Resumerend
Uit de beoordeling van de Risicokaart blijkt dat er voor de fietsroute sprake is van externe veiligheidsrisico's. De voorgenomen fietsroute ligt in de invloedsgebieden van:
Als gevolg van regelingen gelden veiligheidsafstanden. Omdat de fietsroute in de invloedsgebieden van deze risicobronnen ligt is een beoordeling van het groepsrisico noodzakelijk. Uit de omschrijving van het toekomstig gebruik blijkt dat enkel een verkeersfunctie wordt gerealiseerd. Langdurig verblijf van personen is uitgesloten. Bovendien is de personendichtheid in dit gebied laag. Gelet op deze factoren is er niet, of nauwelijks sprake, van een toename van het groepsrisico.
Daarnaast is sprake van externe veiligheidsrisico's door transport van gevaarlijke stoffen die plaats vinden over de weg, het spoor en door buisleidingen. Hierdoor is verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Uit omschrijving van het toekomstig gebruik blijkt dat er niet of
nauwelijks toename van het groepsrisico is. Desondanks zijn letale effecten mogelijk door de aanwezige risicobronnen. Gelet op de beperkte verantwoordingsplicht van het groepsrisico is het aspect bestrijdbaarheid beoordeeld.
Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat in het buitengebied de bereikbaarheid door met name de hogere opkomsttijden niet optimaal is. Vanwege het extensieve gebruik van de fietsroute geeft dit niet direct aanleiding tot het treffen van maatregelen. Wel wordt geadviseerd met de
inrichting van het de fietsroute rekening te houden met de Handleiding Bereikbaarheid en Bluswatervoorzieningen.
Algemeen kan gesteld worden dat het aspect van bluswatervoorziening niet van belang is voor de aanleg en het gebruik van een fietspad en dat dit dus geen bezwaar vormt bij de uitvoering van dit plan.
Dit inpassingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals deze gelden per 1 juli 2008. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 schrijft voor hoe bestemmingsplannen overeenkomstig de nieuwe Wro en Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit inpassingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is de vaststelling van een inpassingsplan mogelijk. Het inpassingsplan is qua structuur en vormgeving op hoofdlijnen vergelijkbaar met het instrument bestemmingsplan.
De juridische status van het inpassingsplan is als volgt. Het inpassingsplan vervangt de onderliggende bestemmingsplannen. Artikel 3.26 lid 3 Wro geeft aan dat het inpassingsplan 'geacht wordt deel uit te maken van het bestemmingsplan of bestemmingsplannen waarop het betrekking heeft'. Op het moment dat het inpassingsplan geldt, betekent dit dus dat dit het nieuwe plan is voor dat deel van de voorheen geldende bestemmingsplannen.
De bevoegdheden en verplichtingen, bedoeld in artikel 3.26 lid 4 Wro blijven bij de gemeenten liggen.
Voor het plangebied is gekozen voor een overwegend gebiedsgerichte bestemming. Daarbij zijn de op de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. De afweging met betrekking tot de toelaatbaarheid van functies en de omvang en de plaats, is gemaakt bij de voorbereiding van het plan. Dit heeft geresulteerd in de volgende bestemmingen:
Hieronder worden de in het plan voorkomende bestemmingen toegelicht. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde in de planregels opgenomen. Er is rekening gehouden met het projectplan voor een fietspad, daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten op de onderliggende bestemmingen van de bestemmingsplannen Buitengebied van Groningen en Winsum en is gelet op de Omgevingsverordening Groningen.
Het inpassingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding (plankaart). Verder is een uitvoerige plantoelichting opgenomen. In deze paragraaf volgt op alfabetische volgorde een toelichting op de bestemmingsregels en de wijze waarop deze regels zijn vertaald.
Inleidende regels
Begrippen
De in het inpassingsplan voorkomende begrippen zijn in artikel 1 van de planregels gedefinieerd. Het betreft hier een gestandaardiseerde opzet van begrippen. Daarbij zijn begrippen toegespitst op de planinhoud opgenomen.
Wijze van meten
De meetbepalingen zijn afgeleid van de landelijke standaard voor bestemmingsplannen.
Bestemmingsregels: enkelbestemmingen
Groen
Dit zijn alle gebieden die niet bebouwd noch verhard zijn en die overwegend van beplanting zijn voorzien.
Verkeer- fietspad
Het nieuw ontworpen fietspad onder de afzonderlijke bestemming Verkeer - Fietspad gebracht. De bestemming is afgestemd op het gewenste tracé. Ook binnen de omschrijving van deze bestemming is rekening gehouden met bijbehorende voorzieningen. Deze geeft de planologische basis voor de aanleg van de nieuwe fietsroute, inclusief bijbehorende kunstwerken, op- en afritten, verkeersvoorzieningen, gewijzigde wegaansluitingen, bermsloten en beplanting.
Binnen de bestemming gaat het in beginsel om een onbebouwde bestemming. Voor kleinere bebouwing in de vorm van wachthuisjes (abri's) en dergelijke is geen specifieke regeling getroffen. Deze kunnen namelijk in het algemeen op grond van de Woningwet en het daarop gebaseerde Besluit omgevingsrecht zonder omgevingsvergunning worden gerealiseerd. De provincie heeft wel aangegeven dat zij een voorkeur hebben om maximaal twee abri's te plaatsen.
Daarnaast is rekening gehouden met bijbehorende voorzieningen. Zo zijn in de voorgaande hoofdstukken verschillende maatregelen benoemd die een ruimtelijke vertaling moeten krijgen in het wegontwerp of in de directe nabijheid van de weg. Het betreft maatregelen die voortvloeien vanuit aspecten als water, ecologie, landschap en akoestiek. Binnen de bestemming Verkeer is voor deze voorzieningen uitdrukkelijk de ruimte geboden.
Verkeer - Railverkeer
Het fietspad wordt langs de spoorverbinding Winsum - Groningen aangelegd. In de geldende bestemmingsplannen zijn de gronden al bestemd met de bestemming Verkeer - Railverkeer. In het inpassingsplan wordt deze enkelbestemming grotendeels overgenomen.
Water
Grote wateroppervlakten en de sloten zijn aangeduid als water. Ook betreft het hier waterlopen die in de Omgevingsverordening Groningen als karakteristieke waterloop zijn aangeduid.
Voor zover deze aan te passen delen binnen het plangebied vallen, zijn ze geregeld met een bestemming Water.
Bestemmingsregels: dubbelbestemmingen
Leiding - Gas
In het plangebied liggen vier hoofd aardgastransportleidingen. Deze hoofd aardgastransportleidingen zijn in de verbeelding opgenomen via een dubbelbestemming inclusief de wettelijke belemmeringenstrook die 5 meter ter weerszijden van het hart van dergelijke leidingen bedraagt.
Daarnaast ligt in het plangebied nog een regionale aardgastransportleiding. De leiding is ook via deze dubbelbestemming beschermd. De belemmeringenstrook van de regionale aardgastransportleiding bedraagt 4 meter.
Gelet op de veiligheid is bepaald dat de bepalingen opgenomen in deze dubbelbestemming voorrang hebben op de andere bestemmingen die voor dit gebied gelden.
Leiding - hoogspanningsleiding
Ten noorden van Sauwerd en in het zuidelijke plandeel wordt het tracé gekruist door een hoogspanningsleiding. Deze is met een aparte bestemmingsregeling op de verbeelding (kaart) zichtbaar gemaakt. Daadwerkelijke beperkingen voor de aanleg van het fietspad zijn er niet.
Leiding - Hoogspanningsverbinding 4x 380kV
De verbinding Noord-West 380 kV EOS-VVL wordt geregeld door de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 4x 380 kV’. Binnen deze bestemming is het mogelijk om een hoogspanningsverbinding te realiseren van maximaal 4x 380kV-circuits. In eerste instantie wordt de nieuwe verbinding uitgevoerd met 2x 380kV-circuits. Op termijn gaat de verbinding Noord-West 380 kV EOS-VVL bedreven worden op 4 x 380kV-circuits. De bestemming biedt dus de flexibiliteit om de transportcapaciteit van de nieuwe 380kV-verbinding uit te breiden tot 4 x 380kV. Hiermee wordt voorkomen dat er nog een extra verbinding vanaf Eemshaven nodig is.
Voor de aanleg van deze hoogspanningsverbinding is op 23 juni 2017 een ontwerp rijksinpassingsplan terinzagegelegd. De regels uit dit ontwerp rijksinpassingsplan zijn een op een overgenomen in het voorliggende provinciaal inpassingsplan.
Een inpassingsplan is qua vorm, inhoud, procedure en juridische binding gelijk aan een bestemmingsplan. Het enige verschil is dat een inpassingsplan zich automatisch inpast in de onderliggende, vigerende bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten. Daarnaast is conform artikel 3.28, lid 5, van de Wro in de regels van dit inpassingsplan bepaald dat de raden van de betrokken gemeenten en provinciale staten van de provincie Groningen pas na tien jaar na vaststelling van dit plan waarvan de bestemmingsplannen door dit inpassingsplan worden herzien, bevoegd zijn, voor de bij dit inpassingsplan betrokken gronden weer een bestemmings- of inpassingsplan vast te stellen, tenzij zij een plan vaststellen dat voorziet in de hoogspanningsverbinding.
Waarde Archeologie 1 t/m 4
In de geldende bestemmingsplannen zijn delen van het plangebied bestemd als archeologisch waardevol. Voor deze gebieden geldt een archeologische verwachtingswaarde. Afhankelijk van de toegekende waarde zijn er diverse gebieden met specifieke bepalingen voor dat aangewezen archeologisch gebied aangewezen. Per gemeente zijn de archeologische gebieden bestemd met de voor die gemeente opgestelde archeologische bepalingen. Gebieden met een bekende archeologische waarde zijn niet in deze dubbelbestemming opgenomen. Hiervoor is een apart artikel Waarde - Archeologisch monument opgenomen.
Waarde - Archeologisch monument
In het plangebied liggen twee archeologische monumenten. Voor deze monumenten zijn bepalingen opgenomen waarin bepaald is dat verstoring alleen mag plaats vinden indien de rijksdienst hiervoor een vergunning heeft afgegeven.
Waarde - Karakteristieke laagte en Waarde - Landschap
De in de provinciale omgevingsverordening opgenomen gebieden en bijbehorende bepalingen zijn vertaald in dit inpassingsplan. Voor gebieden met deze dubbelbestemming zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van deze waarde. Het gaat hierbij om gebruiksbepalingen ter voorkoming van bovengrondse verstorende activiteiten en om bepalingen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in de grond.
Waarde - open gebied
De in de provinciale omgevingsverordening opgenomen gebieden en bijbehorende bepalingen zijn vertaald in dit inpassingsplan. Voor gebieden met deze dubbelbestemming zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van deze waarde. Het gaat hierbij om gebruiksbepalingen ter voorkoming van bovengrondse verstorende activiteiten zoals het planten van houtopstanden.
Waarde - Wierde
Afgeleid van de provinciale Omgevingsverordening-2016 is de dubbelbestemming 'Waarde-Wierde'. Deze legt een planologische bescherming op de karakteristiek van een wierdenterrein dat binnen een deel van het fietspad voorkomt .
Waarde - Wierde invloedszone
Ter concretisering van het beleid uit de provinciale Omgevingsverordening is de dubbelbestemming 'Waarde-Wierde invloedszone' opgenomen.
Deze komt voor rond enkele wierden. De regelgeving vloeit voort uit de Omgevingsverordening en bevat in het bijzonder een aantal werken en werkzaamheden die vergunningsplichtig zijn en de openheid van het landschap beschermen.
Gebiedsaanduidingen
Gebiedsaanduiding vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' komt de onderliggende (dubbel)bestemming of aanduiding ten behoeve van een 110 kV danwel 220 kV-hoogspanningsverbinding met bijbehorende voorzieningen te vervallen vanaf het moment dat de bovengrondse gecombineerde hoogspanningsverbinding in gebruik is genomen. De andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en) en/of aanduiding(en) blijven onverkort van toepassing.
Molen - Molenbiotoop 2
Rond de molen van Adorp ligt een beschermingszone die met name bedoeld is om hoge bebouwing die de windvang kan belemmeren te weren. Daadwerkelijke beperkingen vloeien in geval van de wegaanleg uit deze molenbiotoop niet voor. Voor de volledigheid en ter aansluiting op het omliggende bestemmingsplan Buitengebied is deze molenbiotoop in dit inpassingsplan opgenomen.
Algemene regels
Hoofdstuk 3 van de planregels sluit af met een aantal algemene regels:
Overgangs- en slotregels
Standaard in bestemmingsplannen zijn de overgangsbepalingen (ter voldoening van bestaande rechten) en slotregels (aanhalingstitel en vaststellingsdatum door Provinciale Staten). Deze zijn in hoofdstuk 4 van de plan-regels opgenomen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en dus ook een inpassingsplan. In dat verband wordt in dit hoofdstuk onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Zoals eerder gesteld is de Fietsroute Plus voortgekomen uit de Omgevingsvisie Groningen en voegt zij zich naadloos naar de visies van zowel de gemeente Groningen als Winsum.
In de aanloop van de realisatie van de Fietsroute Plus heeft de Provincie Groningen een aantal bijeenkomsten en gesprekken gehouden en heeft zij middels de website het voornemen bekend gemaakt een aanvang te nemen met het project. Deze bijeenkomsten en gesprekken werden gecombineerd met de verbeteringen die uitgevoerd gaan worden aan de weg tussen Groningen en Winsum; de N361.
Voor de realisatie van de aanleg van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum, de verbeteringsmaatregelen N361 en de herinrichting van de dorpen Adorp en dorp Sauwerd is extern overleg gevoerd. In Bijlage 19 Overzicht bijeenkomsten en contactmomenten zijn de verschillenden contactmomenten weergegeven. Op 10 november 2015 is een algemene inloopbijeenkomst in Adorp georganiseerd. Een zelfde soort inloopbijeenkomst is op 12 november 2015 in Sauwerd georganiseerd. De reactienota van deze twee inloopbijeenkomsten is opgenomen als Bijlage 20 Reactienota bijeenkomsten 10 en 12 november 2015 Daarnaast zijn er vele (telefonische) overleggen geweest, onder andere met TenneT, ProRail, het waterschap, Rijksdienst Cultureel Erfgoed en direct belanghebbenden.
Op 5 juli 2017 is een inloopbijeenkomst georganiseerd over het ontwerp van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum. Tijdens deze bijeenkomst zijn reacties over het ontwerp geïnventariseerd. Er zijn een aantal opmerkingen over de inrichting en locatie van de parkeerplaatsen van de Stationsstraat in Sauwerd ontvangen. De opmerkingen leiden niet tot aanpassing van het voorontwerp inpassingsplan. De opmerkingen kunnen nog wel leiden tot aanpassingen van het ontwerp van de Stationsstraat. De Stationsstraat heeft in het huidige bestemmingsplan reeds de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming wordt gezorgd voor een veilige en leefbare oplossing.
Overleg na voorontwerp
In het kader van het overleg bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening hebben betrokken overlegpartners vanaf 2 juni 2017 gedurende zes weken de mogelijkheid gehad om te reageren op het voorontwerp-inpassingsplan. Tevens zijn Burgemeester en Wethouders van Winsum en Groningen verzocht om in het kader van het horen van de gemeenteraad bedoeld in artikel 3.26, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening het voorontwerp-inpassingsplan aan de raden van de gemeenten voor te leggen.
Reacties
De volgende organisaties en instanties hebben gereageerd:
Hieronder zijn de ontvangen overlegreactie samengevat weergegeven en van een provinciale reactie voorzien. De ingediende vooroverlegreacties zijn als Bijlage 21
Ingediende overlegreacties toegevoegd.
1. Waterschap Noorderzijlvest
Het waterschap heeft geen op- of aanmerkingen en stemt in met het inpassingsplan. Verdere uitwerking volgt in de nog te verlenen watervergunning.
Reactie provincie
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. Veiligheidsregio Groningen
De veiligheidsregio schrijft dat in een eerder stadium over het inpassingsplan al advies is uitgebracht en ziet geen aanleiding nader te adviseren.
Reactie provincie
Het eerdere uitgebrachte advies is als bijlage bij het plan gevoegd.
3. Gasunie transport services
Gasunie wijst erop dat vier in het plangebied aanwezige hoofd aardgastransportleidingen niet op de verbeelding zijn weergegeven. De wettelijke belemmeringenstrook bedraagt 5 meter ter weerszijden van het hart van dergelijke leidingen.
De op de verbeelding weergegeven belemmeringenstrook van de regionale aardgastransportleiding is te breed en bedraagt 4 meter.
Verzocht wordt om in de planregels een onderlinge rangorde op te nemen tussen de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' en de andere bestemmingen en daarin de genoemde dubbelbestemming voorrang te geven.
Gasunie verzoekt om over te treffen maatregelen en ingrepen contact op te nemen met de tracébeheerder.
Reactie provincie
De opmerkingen worden overgenomen en zijn verwerkt in het plan.
4. Tennet
TenneT vraagt om in het inpassingsplan voldoende rekening te houden met de bestaande hoogspanningsverbindingen en met de geplande nieuwe 380kV hoogspanningsverbinding tussen de Eemshaven en Vierverlaten. Verder wil TenneT graag vroegtijdig de ontwerptekeningen van de fietsroute inzien om zodoende te kunnen beoordelen of de route geen risico's vormt voor de bestaande en nieuwe verbindingen.
Verzocht wordt in de planregels een voorrangsregeling (onderlinge rangorde) voor de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' op te nemen.
TenneT vraagt om bij de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' regels op te nemen voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Reactie provincie
Aan de verzoeken met betrekking tot de voorrangsregeling en de regels voor een omgevingsvergunning wordt tegemoet gekomen. Het plan wordt aangepast.
Met betrekking tot de nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding wordt het volgende opgemerkt.
Over de afstemming tussen de fietsroute en de hoogspanningsverbinding is regelmatig overleg geweest tussen Tennet en de provincie.
Om de aanleg van de nieuwe hoogspanningsverbinding mogelijk te maken heeft de Minister van Economische Zaken een inpassingsplan in voorbereiding. Het ontwerp van dit plan heeft met ingang van 23 juni 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De provincie zal hiermee rekening houden door in het provinciale inpassingsplan de bestemmingen, aanduidingen en planregels zoals neergelegd in het rijksinpassingsplan over te nemen.
5. Ministerie van Economische Zaken
Het ministerie wijst erop dat het inpassingsplan voor de fietsroute de geplande nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding tussen de Eemshaven en Vierverlaten kruist, waarvoor de Minister van Economische Zaken een inpassingsplan voorbereidt. Een goede afstemming tussen de aanleg van de fietsroute en de hoogspanningsverbinding is vereist. Vooralsnog zijn bij de aanleg van de fietsroute de belangen en veiligheid van de hoogspanningsverbinding niet in het geding. Er is geen mast gepland binnen het plangebied van het provinciaal inpassingsplan.
Het ministerie merkt op dat provinciale staten gedurende 10 jaar na vaststelling van het rijksinpassingsplan niet bevoegd zijn voor de gronden waarop het rijksinpassingsplan betrekking heeft een provinciaal inpassingsplan vast te stellen. Het rijksinpassingsplan bevat hiervan een afwijkingsmogelijkheid, mits het provinciaal inpassingsplan voorziet in bestemmingen, aanduidingen en planregels zoals neergelegd in het rijksinpassingsplan. Dan geldt wel het vereiste van een omgevingsvergunning.
Reactie provincie
Over de afstemming tussen het rijks- en provinciaal inpassingsplan vindt overleg plaats tussen het ministerie en de provincie. In het ontwerp-inpassingsplan zullen de bestemmingen, aanduidingen en planregels zoals neergelegd in het rijksinpassingsplan worden overgenomen.
6. Gemeente Groningen
De gemeente wijst erop dat sinds kort in bestemmingsplannen gewijzigde regels worden gebruikt voor het beschermen van archeologische waarden en verzoekt deze regels ook in het inpassingsplan te hanteren.
Omdat het inpassingsplan niet voorziet in de mogelijkheid om (beperkt) kwetsbare objecten op te richten, zou de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' kunnen vervallen.
De gemeente gaat ervan uit dat de eerder gemaakte opmerkingen over de paragraaf ecologie in de toelichting worden verwerkt in het ontwerp-inpassingsplan.
Reactie provincie
Met uitzondering van de opmerking over de veiligheidszone, worden de opmerkingen van de gemeente Groningen overgenomen. De gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Winsum en wordt gehandhaafd.
Horen gemeenteraad
Burgemeester en wethouders van Groningen hebben per mail van 6 oktober 2017 het standpunt van de gemeenteraad over het inpassingsplan laten weten. De raad heeft ingestemd met het inpassingsplan.
7. ProRail
De naast het spoor gelegen sloot heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer - railverkeer'. In het voorontwerp-inpassingsplan heeft deze sloot de bestemming 'Verkeer - fietspad'. Prorail vindt dit ongewenst en verzoekt om de spoorsloot voor zover die bij haar in eigendom is te bestemmen als 'Verkeer - railverkeer'.
Reactie provincie
Bij de aanleg van het fietspad wordt de spoorsloot op bepaalde plekken verbreed. In het ontwerp-inpassingsplan zal de grens van het plangebied worden aangepast en in het midden van de spoorsloot worden gelegd. Het deel van de sloot dat binnen het plangebied komt te liggen zal de bestemming 'Verkeer - railverkeer' krijgen. Op die manier wordt aan het verzoek van ProRail tegemoet gekomen.
8. Gemeente Winsum
De gemeente vraagt bij de tracékeuze ter hoogte van de woningen aan de Winsumerstraatweg 1 tot en met 4 aandacht voor het aspect veiligheid. Verder hecht de gemeente aan een zorgvuldig proces, het gebruik van actueel kaartmateriaal en een snelle aanleg van de fietsroute.
Reactie provincie
De zorgen van de bewoners van de woningen aan de Winsumerstraatweg met betrekking tot veiligheid zijn bekend. Bij het bepalen van de exacte ligging van het fietspad zullen deze zorgen nadrukkelijk worden betrokken. De overige opmerkingen worden voor kennisgeving aangenomen.
Horen gemeenteraad
Burgemeester en wethouders van Winsum hebben bij brief van 24 juli 2017 het standpunt van de gemeenteraad over het inpassingsplan laten weten. Dit standpunt is identiek aan wat hierboven onder 8 is weergegeven.
Uit het realisatiebesluit van 6 juli 2016 Provinciale Staten is gebleken, dat de kosten voor de aanleg van de Fietsroute Plus worden gedekt door inzet van RSP-middelen. De provincie gaat in zijn reservering uit van realisering binnen de planperiode van dit inpassingsplan.
Het eigendom, beheer en onderhoud wordt deels overgedragen aan de gemeenten Groningen en Winsum. Het deel van het fietspad dat langs de N361 komt te liggen, wordt onderhouden door de provincie. Voor de overdracht van het fietspad aan de gemeenten zijn afkoopsommen gereserveerd. Daarnaast is voor de areaaluitbreiding voor de provincie ook budget gereserveerd.
Ten behoeve van de realisering van de fietsroute worden met de betrokken grondeigenaren gesprekken gevoerd over de aankoop van de benodigde gronden. Verwerving van de benodigde gronden vindt in beginsel via minnelijke schikking plaats. Binnen de projectbegroting zijn daarvoor reserveringen gedaan. Als de provincie en de grondeigenaren het niet eens worden, kan de provincie op basis van de Onteigeningswet eventueel een onteigeningsprocedure inzetten.
Met het oog op voorgaande is de uitvoering van de betrokken werkzaamheden economisch gedekt en het plan economisch uitvoerbaar. Naar aanleiding van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur worden de stukken die aan de basis staan van de conclusie dat het project economisch uitvoerbaar is, niet aan het bestemmingsplan toegevoegd en niet ter inzage gelegd.
Grondexploitatie
Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt geen exploitatieplan opgesteld. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van het project komen geheel voor rekening van de Provincie Groningen.
Toepassing Crisis- en herstelwet
Het inpassingsplan valt onder het toepassingsbereik van artikel 1.1 lid 1 sub a van de Crisis- en herstelwet. Ingevolge dit artikel is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I en II bij de Crisis- en herstelwet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten. In bijlage I onder punt 2.1 worden projecten genoemd die samenhangen met de ontwikkeling en de verwezenlijking van werken en gebieden die krachtens afdeling 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening worden voorbereid. Afdeling 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening heeft onder meer betrekking op provinciale inpassingsplannen.
De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van het inpassingsplan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de aanleg van de Fietsroute Plus Groningen-Winsum kan worden gestart. Zowel in het door Provinciale Staten te nemen besluit als bij de bekendmaking van dat besluit zal daarvan overeenkomstig artikel 11 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet melding worden gemaakt.